Drie Afghanistan memo's voor Obama en Leterme

De defensieministers van de Navo zijn voor. De secretaris-generaal van de Navo is het ermee eens. De opperbevelhebber van de Amerikaanse troepen had erom gevraagd. Nu de Amerikaanse president en kersverse Nobelprijs-voor-de-Vrede nog. Waar moet Obama op letten, als hij straks moet beslissen of hij meer troepen naar Afghanistan zal sturen, zoals generaal McChrystal gevraagd heeft? En waar moet de Belgische regering –op de eerste plaats minister van Buitenlandse Zaken Leterme in plaats van zijn collega-de-voorste De Crem– aan denken als er daarna en zonder twijfel een beroep gedaan zal worden op de solidariteit binnen de Navo?
  • gie goris gie goris



1. Afghanistan is geen eiland en de Navo is niet de enige externe speler
‘Geloof niemand die je vertelt dat de oorlog hier om het welzijn van de Afghanen gaat’, zei Vahid Mojdeh toen hij opkeek van zijn laptop, in zijn kille kantoortje in Kaboel. ‘Niet het Westen, niet de taliban, niet de regering Karzai met haar krijgsheren, maar ook niet de buurlanden.’
Vahid Mojdeh drijft tegenwoordig een handel in bouwmaterialen, maar in een vorig leven was hij een hoge ambtenaar in de talibanregeringen –zijn getrimde baard was toen naar de dogmatische trends wat weelderiger– en daarvoor werkte hij voor de administratie van de overgangsregering van Burhanuddin Rabbani. Mojdeh laat zich liever niet meer met politiek in, hij heeft te veel gezien, maar één ding wil hij wel kwijt: er wordt vandaag opnieuw een internationale oorlog uitgevochten in Afghanistan.
De Verenigde Staten worden er door de Afghaanse straat van verdacht een permanente aanwezigheid in Afghanistan na te streven om zo een oogje te kunnen houden op de aangrenzende landen, met hun enorme energiereserves of groeiende economische macht. Maar Rusland, Iran, Pakistan, China en India hebben elk dan weer politieke of economische redenen om het Amerikaanse bezettingsproject in Afghanistan te laten mislukken, gelooft hij. ‘En dus zullen al die regionale spelers wel een manier vinden om de opstand te financieren of te steunen.’
Mojdeh is niet de enige in Afghanistan die zijn eigen samenzweringstheorieën koestert, en het feit dat hij zeer goede connecties heeft, maakt zijn uitspraak niet noodzakelijk waar. Maar een strategie kiezen die géén rekening houdt met de regionale context en belangenconflicten, zou wel heel kortzichtig zijn.
Nog los van de evidente spelers als Pakistan, Iran en India –met hun complexe interacties en gecultiveerde achterdocht– moeten de écht grote spelers uit de buurt in de tekening voorkomen. China en India hebben een gezamenlijk militair bondgenootschap –de Shanghai Cooperation Organisation– dat enkel in naam niet opgezet is om de VS en bij uitbreiding de Navo buiten hun eigen, Centraal-Aziatische achtertuinen te houden. Het zou dus verwonderen indien deze grootmachten uit loutere humanitaire bezorgdheid bereid zouden zijn om de schroeiende kastanjes uit het Afghaanse vuur te komen halen. Van Rusland wordt dat, om evidente historische redenen, niet verwacht. Van China in toenemende mate wel. De vraag is of het Westen daarvoor een voldoende hoge prijs wil betalen.
2. Er bestaat geen goede oplossing of eenvoudige aanpak voor het conflict in Afghanistan
De geschiedenis ligt als een veel te zware erfenis op de regio, en een belangrijk deel van die erfenis made in the West. De financiering en ondersteuning van fundamentalistische moehajedeen en internationalistische islamisten in de strijd tegen de Sovjetunie in de jaren tachtig, de verwaarlozing van land en strijders in de jaren negentig, de arrogante maar ontoereikende oorlogsvoering in de vroege jaren tweeduizend: het verhaal werd telkens geschreven in de VS, maar de gevolgen worden vooral gedragen in Afghanistan.
De militaire interventie wordt vandaag door de meeste Afghanen ervaren als een bezetting die lokale krijgsheren, drugsbaronnen en corrupte politici ondersteunt. Meer soldaten sturen en meer civiele middelen inzetten heeft onder die omstandigheden wellicht weinig kans op slagen. Het zal de oorlog wel verlengen, maar niet zorgen voor een plotse ommekeer in de harts and minds van de Afghanen.
Maar een plotse terugtrekking zou wellicht op even weinig begrip kunnen rekenen bij dezelfde bevolking, die het zou ervaren als het zoveelste bewijs van westerse wisselvalligheid en fundamentele desinteresse voor het lot van de gewone Afghanen.

3. Haal de Navo uit de vergelijking
De voorbije jaren is de inzet van buitenlandse troepen in Afghanistan onder Navo-leiding steeds uitdrukkelijker gezien als de testcase voor een toekomstige rol en missie van het westerse militaire bondgenootschap. Een “nederlaag” in Afghanistan wordt voorgesteld als een fatale klap voor het bondgenootschap zelf, dat dan blijkbaar alle legitimiteit zou verliezen en niets meer om handen zou hebben. En elke uitkomst die geen overwinning is, wordt gezien als een smadelijke nederlaag voor een bondgenootschap dat massaal veel manschappen, wapens, technologie, middelen en politiek gewicht kan mobiliseren.
Dat dogma maakt elke luciede en objectieve analyse van de opties voor de inzet van buitenlandse militairen in Afghanistan quasi onmogelijk. Een veel juister vertrekpunt zou zijn om uit te gaan van helder omschreven vragen van de Afghaanse overheid, die dan zelf verantwoordelijk zou worden voor het al dan niet gevoerde beleid en de gevolgen daarvan. Westerse regeringen zouden dan gewoon kunnen afwegen of deze Afghaanse regering en haar beleidskeuzes het waard zijn om manu militari gesteund te worden.
Het antwoord op die vraag is, of het land nu geleid wordt door Hamid Karzai of door Abdullah Abdullah, niet noodzakelijk negatief. De keuze is immers niet tussen nacht en dag, maar tussen verschillende soorten schemer. Tussen haakjes: ook de voorstanders van een snelle terugtrekking zouden hun achterban wel eens zonder omwegen mogen vertellen dat ze de consequenties van hun politieke keuze aanvaarden: hoogstwaarschijnlijk een escalerende burgeroorlog, het versneld inkrimpen van de maatschappelijke bewegingsruimte voor vrouwen, het installeren van een theocratisch regime…
Als België, de Verenigde Staten, Polen of andere landen ingaan op een eventuele vraag van de nieuwe regering in plaats van de doelstellingen van hun aanwezigheid in Evere te bepalen, dan kunnen ze ook veel zuiverder uitleggen aan hun bevolkingen waarom ze dat doen, wat de doelstellingen zijn en waarom ze de kosten daarvoor verantwoord vinden. Dat vraagt nog steeds een goed maatschappelijk en politiek debat, maar politici worden geacht daarvan te houden. De huidige Belgische regering geeft daar, wat buitenlands beleid en met name wat Afghanistan betreft, veel te weinig blijk van.

Op woensdag 28 oktober orgéaniseert MO* een MO*lezing over “Chaos in Afghanistan en Pakistan” met VRT-journalist Jef Lambrecht en de Pakistaanse topjournalist Ahmed Rashid. “
Woensdag 28 oktober, 19 uur, Kaaitheater te Brussel. www.MO.be/molezing

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2781   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2781  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.