Een nieuw verbond tussen stedeling en boer

Veel boeren, zowel in Europa als in andere werelddelen hebben één zaak gemeen: ze zitten in een geglobaliseerd landbouwmodel die hun keuze volledig bepaalt. Dit landbouwmodel kwam niet uit het niets. Het kwam voort uit een interactie tussen de kennisinstellingen, bedrijven, banken, overheden en consumenten, die elk hun rol vertolken ten opzichte van dit systeem. Dit resulteert in een bepaald voedselregime.

  • CC theskepticaloptimist Bietenoogst op een door de gemeenschap beheerde groententuin in Massachusetts, VS. CC theskepticaloptimist

Ondertussen zitten we in het derde globale voedselregime: het “corporate food regime”. Het is ontstaan uit het tweede voedselregime (tussen de jaren ‘50 en ‘80) gebaseerd op een sterke industrialisering van de landbouw, losgetrokken van een lokale context, vanuit het wetenschappelijke model van controle en voorspelbaarheid, de noodzaak om arbeiders in de stad van goedkoop voedsel te voorzien, en de invloed van bedrijven die de noodzakelijke grondstoffen leverden aan de industrialiserende boeren. Als gevolg werd er voedsel geproduceerd dat “van nergens” komt.

Groeien of stoppen

Het derde regime is ontstaan in de jaren ’80 en ’90 vanuit de neoliberale logica, waarbij coöperatieven werden geprivatiseerd, en ook de kennisontwikkeling in private handen viel. Vandaag worden de landbouwers geconfronteerd met dalende inkomsten, terwijl men vast zit in een historisch model. Het dominante landbouwmodel is gespecialiseerde landbouw, olieafhankelijk en gebaseerd op monoculturen, wat zorgt voor een verschraling van het landschap, voor een verhoogde ziektedruk en een verlies aan biodiversiteit op het veld.

Doordat bedrijven steeds meer produceren van hetzelfde goed, in steeds grotere hoeveelheden, neemt de afhankelijkheid van grote voedseldistributeurs toe. De kleinere bedrijven kunnen de grote hoeveelheden voedsel immers niet verwerken. Daarmee is er een stijgende machtsconcentratie bezig. Steeds minder bedrijven hebben een toenemend aandeel voedsel in handen. Dit is een bedenkelijke evolutie.

Daarnaast zijn consumenten zodanig vervreemd van hun voedsel en van de landbouw in het algemeen dat ze zich geen vragen stellen bij de lage landbouwprijzen en niet bereid zijn meer te betalen. Landbouwers zien zich dus genoodzaakt nog meer uit te breiden. Uiteindelijk moeten zij ook hun gezin kunnen onderhouden. Vaak protesteren buurtbewoners tegen nieuwe investeringen van de landbouwers en begrijpen ze niet in welk parcours de landbouwers zitten: deze moeten zoveel mogelijk en zo goedkoop mogelijk voedsel produceren. Landbouwers zijn hierbij heel sterk afhankelijk van de experts zoals bio-ingenieurs. In hun universitaire opleidingen maar ook daarbuiten blijft het productivistische model vaak centraal staan. Voor landbouwers zijn er slechts twee opties: groeien of stoppen.

Lokalisering

Maar er is ook nog een derde weg. We zien tegelijkertijd een ander fenomeen dat zich even globaal verspreidt, namelijk de lokalisering. Zowel in Europa als in andere plaatsen in de wereld beginnen stedelingen en landbouwers te zien dat dit industriële landbouwmodel niet duurzaam is. De landbouwers zoeken opnieuw meer autonomie, proberen de natuurlijke elementen uit hun omgeving te integreren met hun landbouwactiviteit, en zoeken rechtstreeks contact met hun consumenten. Hierdoor wordt in de eerste plaats de wederzijdse vervreemding deels weggewerkt. Daarnaast krijgt de landbouwer een betere prijs voor zijn producten en hoeft hij zijn schaal niet op te drijven. Dit alles hoeft de consument niet te merken in zijn portefeuille.

Ik droom van een nieuwe weg, waarbij de grond gemeenschappelijk bezit is en iedereen zich engageert om een beetje boer te zijn.

In sommige gevallen gaat het zelfs nog verder. Soms oogsten de consumenten zelf hun eten waardoor we zelfs niet langer het onderscheid kunnen maken tussen producenten en consumenten. In dit geval is het beter te spreken van coöperatieven waarbij ieder lid zijn specifiek engagement opneemt. Dit landbouwmodel is arbeidsintensiever maar zorgt voor meer biodiversiteit, minder pesticiden en –het voornaamste- een beter onderhoud van de bodem. Op voorwaarde dat de landbouwer de agro-ecologische principes toepast. Land is niet enkel meer van de boer, maar maakt deel uit van de lokale gemeenschap.

Iedereen boer

Misschien zijn deze coöperatieven een aanzet tot het vierde voedselregime, dat even globaal kan zijn. Maar, verschillend van de vorige, gefocust op een lokale schaal. Eén ding is zeker, een nieuw voedselregime is noodzakelijk. Daarom hoop ik op een actief democratisch voedselsysteem. Voedsel heeft steeds onze maatschappij gevormd, en omgekeerd vormt de maatschappij het landbouwsysteem.

Sinds “the enclosure of the commons” zijn de kleinschalige boeren van hun land verdreven en hebben ze de stad opgezocht. Ze zijn proletariërs geworden, uitgebuit in de textielfabrieken en zijn steeds verder vervreemd van hun voedsel. Hun nageslacht, weliswaar middenklasse geworden, zit nog steeds in stad en is even vervreemd van zijn voedsel. Ik droom van een nieuwe weg, waarbij de grond gemeenschappelijk bezit is en iedereen zich engageert om een beetje boer te zijn. Dit is logisch als we zien dat de mechanisering voor steeds minder werkgelegenheid zorgt. We kunnen net zo goed onze handen zinvol gebruiken, verbonden met het ecosysteem.

Stad en platteland hand in hand

Maar hiervoor staan er heel wat zaken in de weg. De meeste landbouwers zijn volledig omringd door het industriële model. Zelfs wie wil omschakelen, zit al te ver in de schuldspiraal. De bio-ingenieursfaculteit blijft een productivistische logica hanteren (bio-ingenieurs krijgen geen lessen in sociologie waardoor ze enkele belangrijke maatschappelijke inzichten missen), en het beleid durft geen keuzes te maken.

Één keuze betreft het grondbeleid. Om te boeren heb je grond nodig, maar aangezien schaalvergrotende landbouwers en de bouwende stedelingen ook grond nodig hebben, wordt het steeds moeilijker voor startende boeren om grond te vinden. Wie zal het debat winnen? Wel, laten we niet vergeten, het draait om lokalisering. We moeten de focus verleggen naar de lokale boerenmarkten. Landbouwers rond de stad kunnen samenwerken de stedelijke consumenten. Scholen kunnen voedsel aankopen van lokale landbouwers en de stad kan zijn omvangrijke OCMW-gronden ter beschikking stellen voor stadslandbouw.

Maak reclame, stimuleer, en zorg ervoor dat  een echt creatief beleid rond voedsel en landbouw ingebed wordt in jouw stad. De stad heeft enorm veel potentieel om een duurzame en toekomstgerichte landbouw te stimuleren. Stad en platteland moeten hand in hand gaan in het nieuwe voedselregime. 

Bert Vander Vennet is bio-ingenieur en doctoreert in de rurale sociologie. Hij schreef dit stuk in eigen naam en vertolkt geen officieel standpunt van welke instelling dan ook.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2781   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2781  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.