Wie kan daar nu tegen zijn?

De Millenniumdoelstellingen voor Ontwikkeling zijn aan de orde van de dag. Niemand in de sector van de ontwikkelingssamenwerking zal er de komende jaren aan ontsnappen. De MDs worden voor allerlei aspecten van het internationaal beleid het referentiepunt en de meetlat bij het beoordelen van concrete resultaten. Toch is niet iedereen wild van het lijstje doelstellingen waarover in 2000 een akkoord werd bereikt.
Het lijkt wat tegenstrijdig. Bij de bookmakers worden de kansen op volledige verwezenlijking van de doelstellingen op de einddatum van 2015 erg laag ingeschat. Tegelijk wordt de MDs gebrek aan ambitie verweten. Enkele van de meest gehoorde commentaren: de doelstellingen zouden sleutelelementen in de strijd tegen honger en armoede over het hoofd zien, de gebruikte indicatoren zijn een veel te smalle basis om vooruitgang te meten bij de brede doelstellingen die voorop staan, het risico is niet denkbeeldig dat men vrij behoorlijk scoort op de indicatoren maar de doelstellingen toch met lengten mist. We zetten hier een aantal van de belangrijkste kritiekpunten en bedenkingen op een rij.


Een uniek pakket

Voor we met de pot gooien, strooien we eerst even met de bloemen. Er is veel terechte kritiek op de Millenniumdoelstellingen. Toch mogen we het belang en de mogelijke impact ervan niet onderschatten. De MDs zijn een pakket duidelijk omschreven gekwantificeerde doelstellingen, die voor de limietdatum 2015 moeten worden verwezenlijkt, en waarover op het hoogste internationaal niveau een breed akkoord is bereikt. De combinatie van deze drie elementen – cijfer, datum en akkoord – is een primeur voor de VN en de internationale gemeenschap. Ze maakt het lijstje beloftes harder en politiek beter hanteerbaar dan de aanbevelingen en engagementen van andere ambitieuzer ogende conferenties uit het verleden.

En de formule werkt. Het is weliswaar erg onzeker of de doelstellingen in de meeste landen en voor de verschillende streefdoelen gehaald zullen worden. En zelfs als we ze halen, zitten we nog mijlenver van het aards paradijs. Maar er zijn wel duidelijke aanwijzingen dat het akkoord over de MDs nu al de druk op regeringen en internationale instellingen verhoogt.

2005 is het jaar van de eerste tussentijdse opmeting van de behaalde resultaten. Het is dus niet toevallig dat elk land van enige tel ergens een origineel voorstel of een struis engagement in de pijplijn wil hebben. De Britten bedachten de International Financing Facility, een wat bedenkelijk systeem waarbij regeringen geld zouden aantrekken op de particuliere kapitaalmarkt om de beschikbare middelen voor ontwikkeling nu al fors op te trekken. Zij zouden dan wel borg staan voor de terugbetaling aan de privé-sector in de toekomst. De Franse president Chirac richtte een werkgroep op om voorstellen voor nieuwe innoverende financiering uit te werken. Die groep stelde het ‘rapport Landau’ op, dat onder andere voorstellen bevat voor enkele internationale belastingen zoals de Tobintaks. De voorstellen van die groep zijn dan weer gedeeltelijk overgenomen in een ‘oproep’ van vier presidenten (van Brazilië, Frankrijk, Chili en Spanje), die aan de vooravond van een algemene vergadering van de VN in september 2004 werd onderschreven door meer dan honderd regeringen (waaronder ook de Belgische). In de Europese Unie is er druk om het Europees gemiddelde voor ontwikkelingssamenwerking een stuk dichter bij de 0,7 procent van het Bruto Nationaal Inkomen te brengen. Zelfs de Verenigde Staten kwamen met een voorstel tot verlichting van de multilaterale schuld, al laten ze de kosten daarvan grotendeels aan anderen over.

Het zijn initiatieven van wisselende kwaliteit, waarbij je best ook de kleine lettertjes leest als je niet bedrogen wilt uitkomen. Maar ze zijn in elk geval een symptoom van verhoogde druk en ze bieden de NGOs ook kansen om hun eigen verdergaande voorstellen politiek aan te kaarten en te verzilveren.


En toch verre van perfect

Wie veel verwacht van de Millenniumdoelstellingen, en zeker wie er campagne rond wil voeren, moet uitkijken voor een aantal tekortkomingen van de MDs en ook voor valkuilen die het werk met betrekking tot de doelstellingen riskant maken.

Gebrek aan ambitie

Het ligt misschien aan de wat opgeblazen naam – een millennium is tenslotte niet niks – maar de MDs worden vaak beschouwd als een soort Utopia. Een opdracht voor de verre toekomst van de mensheid, waarvan wij met onze korte armpjes en kleine hoofdjes hooguit een kleine fractie kunnen realiseren. Dat strookt niet met de werkelijkheid. De MDs zijn uiteindelijk een onvolledige lijst met technisch realiseerbare doelstellingen op middellange termijn, waarvan er een groot aantal door gebrek aan politieke wil niet voor alle landen zal worden gehaald.

Ook voor de bedenkers zelf waren de Millenniumdoelstellingen niet utopisch. Ze hebben de sociale vooruitgang die in de jaren zeventig en tachtig werd geboekt geëxtrapoleerd naar 2015. Of eenvoudig gezegd: hoeveel armen en honger zouden er in 2015 overblijven indien de gunstige trends van de jaren 1970 zich hadden doorgezet? In de realiteit kreeg de mooie curve een knak in de tweede helft van de jaren 1980 en in de jaren 1990. De achterstand die toen is opgelopen, zou door het bereiken van de Millenniumdoelstellingen ongedaan gemaakt worden. Door deze bijzonder pragmatische aanpak is uiteindelijk ook een menu ontstaan van verschillende ‘verminderingen’ of ‘halveringen’ en staat er niet overal ‘volledig uitroeien’. Geen utopie dus, maar een misschien al te realistisch streefdoel. Wat zeg je tegen de andere helft die niet levend uit de armoede- of hongerstatistieken zal verdwijnen?

Gaten in het lijstje

In elke inleiding over de MDs wordt weer gezegd dat het lijstje doelstellingen, streefdoelen en indicatoren van 2000 de belangrijkste aanbevelingen van de grote conferenties van de Verenigde Naties uit de jaren negentig samenbrengt. Volgens de voorstanders gaat het om een goede samenvatting, die zowat het hele spectrum van ontwikkelingsnoden dekt. Wij zijn het daar niet mee eens.

De lijst met Millenniumdoelstellingen verengt de ontwikkelings- en armoedeproblematiek op verschillende manieren. Heel brede en juist geformuleerde doelstellingen worden versmald tot beperkte streefdoelen en afgemeten aan een te beperkt aantal indicatoren. MD 3 gaat over ‘het bevorderen van gelijke kansen tussen mannen en vrouwen en empowerment van vrouwen.’ In het bijhorende streefdoel 4 is enkel nog sprake van het wegwerken van de ongelijkheid in het onderwijs. De indicatoren gaan dan weer iets breder met de verhouding tussen het aantal meisjes en jongens in het onderwijs, de verhouding tussen mannen en vrouwen die kunnen lezen en schrijven, het aantal vrouwen in formele loondienst buiten de landbouw en het aantal vrouwelijke parlementsleden – maar dat is toch nog niet ruim genoeg. Het genderthema komt bovendien ook te weinig aan bod in de andere doelstellingen. Hoe kun je bijvoorbeeld armoede aanpakken zonder een genderspecifieke analyse en zonder remedies die uitgaan van de specifieke rol die vrouwen kunnen spelen in de armoedebestrijding?

Verder blijven enkele onmisbare aspecten van ontwikkeling buiten beeld. Het belangrijkste is arbeid. In de lijst van 8 doelstellingen, 18 streefdoelen of streefcijfers en 48 indicatoren komt arbeid welgeteld drie keer aan bod. Onder MD 8 vind je als streefdoel 16: ‘In samenwerking met ontwikkelingslanden strategieën op punt stellen en uitvoeren die jongeren toelaten fatsoenlijke en nuttige arbeid te vinden’. Daarbij hoort indicator 45: het werkloosheidscijfer van jongeren tussen 15 en 24 jaar. De derde keer dat arbeid verschijnt, is als indicator 11 bij gendergelijkheid: ‘het aandeel van de vrouwen dat buiten de landbouw in loondienst werkt’. Daarmee wordt arbeid zwaar onderbelicht in de Millenniumdoelstellingen.

Arbeid wordt ook onderschat als probleem. Het verminderen van de werkloosheid staat niet bij de doelstellingen 1 tot 7 waarvoor in dit internationale kader op zijn minst kwantitatieve streefdoelen en een tijdslimiet worden vastgelegd. Dat maakt dat de voor- of achteruitgang op dit gebied waarschijnlijk minder sterk en minder nauwkeurig zal worden afgemeten. Het ‘probleem’ dat werkloosheid ook op het niveau van het individu kansen ontneemt en het zelfbeeld en de kracht tot verandering ondermijnt, komt helemaal niet aan bod. De mogelijkheden die werkgelegenheid biedt als instrument tegen armoede, honger, discriminatie of gezondheidsproblemen blijven compleet onderbelicht. Het uitstippelen van een strategie om jongeren aan werk te helpen, staat hier geformuleerd als een van de (vele) onderdelen van een wereldwijd partnerschap zonder verdere precisering. Over de verantwoordelijkheid van bedrijven met betrekking tot het volume, de kwaliteit en de rechtvaardige beloning van arbeid wordt niets gezegd.

We kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat de nochtans invloedrijke Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) zich bij het opstellen van de MDs in de kant heeft laten rijden. Al lijkt de IAO nu bezig met een inhaaloperatie. Op 2 december 2004 werd in de VN een resolutie gestemd waardoor het belangrijke IAO-rapport A fair globalisation – Creating opportunities for all over de sociale dimensie van de globalisering toch op de agenda komt van de VN-sessie die in september 2005 de vooruitgang met betrekking tot de MDs zal beoordelen. Arbeid sluipt dus door het achterpoortje toch nog binnen.

Een te schrale visie op ontwikkeling

De internationale gemeenschap heeft de jongste jaren enkele lessen geleerd. Zij deed dat met veel vallen en opstaan, na een lange reeks interne en externe evaluaties en onder druk van sociale bewegingen die op het terrein dag in dag uit getuige waren van het mislukken van soms goed bedoelde ontwikkelingsprogramma’s. Een van de belangrijkste conclusies is dat van bovenuit gedropte of opgelegde hulp zelden of nooit werkt. De betrokken mensen en groepen moeten zich ‘eigenaar’ voelen van wat er gebeurt. Ownership heet dat in het vakjargon. Echt eigenaarschap heb je pas als de bevolking actief deelneemt aan het opzetten, uitvoeren en bijsturen van plannen. In theorie hebben zelfs het IMF en de Wereldbank dat begrepen. In 1999 schakelden zij over op de PRS-aanpak voor armoedebestrijding (Poverty Reduction Strategy). Het zwaartepunt ligt daarin bij een nationaal plan, dat de overheid opstelt in samenspraak met haar bevolking. In de praktijk is van die ommezwaai nog niet veel te merken, maar het uitgangspunt is wel correct.

NGOs en een aantal officiële donoren bepleiten niet alleen dat eigenaarschap, maar gaan steeds meer uit van een rechtenaanpak. Ontwikkeling komt niet als een wat willekeurig uitgedeeld geschenk uit de hemel vallen. Elke mens en de groep waartoe hij of zij behoort heeft een aantal onvervreemdbare basisrechten. Die rechten zouden via de wet en zelforganisatie moeten kunnen afgedwongen worden van de overheid, bedrijven en internationale instellingen.

Van ownership, laat staan van rechtenaanpak, is bij de MDs tot nu toe niet veel te merken. Zelfs de meeste regeringen van landen uit de Derde Wereld beschouwen de MDs als een vehikel van noordelijke makelij, waarop ze toch op de een of andere manier moeten inspelen. Het is allemaal erg top down. Het sinterklaasgehalte lijkt hoog.

In de praktijk dreigt het werk in verband met de Millenniumdoelstellingen dan ook te versimpelen tot een louter kwantitatieve rekensom. Aan de ene kant heb je de becijferde problemen, aan de andere kant staan techniek en geld. Ontwikkelingssamenwerking wordt dan een soort machine. Als je er samen met het probleem maar voldoende geld en middelen instopt, komt er aan de andere kant ontwikkeling uit, in geschenkverpakking en met een strik errond. Ook dat strookt niet met de realiteit.

Een te flexibele meetlat

Bij beleidsmensen bestaat een sterke neiging om prestaties in de toekomst af te meten aan de Millenniumdoelstellingen. Het gebrek aan ambitie maakt van die MDs evenwel een slechte meetlat voor het concrete beleid. Een voorbeeldje. Het gangbare schuldenbeleid wil de schulden van Derde Wereldlanden terugbrengen tot een ‘houdbaar’ (sustainable) niveau. Voor de NGOs daarentegen moet de berekening van wat betaalbaar is, volledig rekening houden met de noodzakelijke uitgaven voor menselijke ontwikkeling. Met andere woorden: geen afbetaling van schulden ten koste van onderwijs of gezondheidszorg. Indien je hier ‘menselijke ontwikkeling’ vervangt door ‘het realiseren van de MDs’ leg je de lat een stuk lager en ga je uiteindelijk een hogere schuld als betaalbaar beschouwen. En dat is niet de bedoeling.

De MDs zijn ook om andere redenen een onbetrouwbare meetlat. Op welk niveau ga je meten? Ook het Ontwikkelingsprogramma van de VN UNDP en andere bevoegde VN-diensten geven niet echt uitsluitsel. Je mag de lat zowat overal leggen en je moet ze zelfs aanpassen aan de omstandigheden. Leg je de lat op wereldniveau, dan worden de resultaten de komende tien jaar overmatig sterk bepaald door de vooruitgang in China en India, die samen een derde van de wereldbevolking vertegenwoordigen. Met de spectaculaire economische groei in China alleen al zou je in 2015 kunnen uitkomen bij een wereld die in zijn geheel behoorlijk scoort op de indicatoren van de MDs, maar waarin Afrika er slechter aan toe is dan in 1990.

Je kunt de MDs ook bekijken op het niveau van landen of zelfs van regio’s binnen landen. De VN heeft een mooi softwaresysteem waarmee je kunt inzoomen op gelijk welk gebied ter wereld. Zo kun je bijvoorbeeld kijken naar India en vaststellen dat het land een redelijk uitzicht heeft op realisatie van de MDs. Maar je kunt ook inzoomen op een arme provincie in het zuiden van het land, waar er bij voortzetting van het huidige beleid nog meer dan vijftig jaar nodig zullen zijn om het doel te bereiken. Het verst van huis ben je in de armste streken van de armste landen. Al zijn de vooruitzichten voor de armste landen in hun geheel al somber genoeg. In heel wat Afrikaanse landen duurt het bij ongewijzigd beleid nog ruim honderd jaar voor alle kinderen naar de lagere school kunnen.

UNDP pleit ervoor om voor dergelijke landen de doelstellingen bescheidener te formuleren om geen ontmoediging te veroorzaken. Dat lijkt lovenswaardig, maar het vermindert het gevoel van hoogdringendheid en het haalt een stuk druk van de politieke ketel.

Doelstelling 8: hebben donoren geen meetlat nodig?

De lijst met Millenniumdoelstellingen geeft wel probleempunten, aan maar zet eigenlijk geen strategie uit om de doelen te bereiken. Tenzij je daarvoor genoegen neemt met doelstelling 8. Die roept op tot een wereldwijd partnerschap om de doelstellingen 1 tot 7 te realiseren en vat de opdrachten voor de internationale gemeenschap samen. Doelstelling 8 doet dat op een slechte manier.

De eerste 7 doelstellingen zijn netjes gekwantificeerd en getimed. Bij doelstelling 8 is dat niet het geval. Het is niet zo toevallig dat de donoren weer aan het keurslijf van duidelijke cijferdoelen en bindende deadlines ontsnappen. Tenslotte zijn de Millenniumdoelstellingen in een eerste, licht afwijkende vorm bedacht binnen de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling OESO, een denktank van de rijke industrielanden. De OESO bracht al in 1996 een eerste ontwerpversie van de MDs uit in een publicatie met de titel Shaping the 21st century, the contribution of development cooperation. In de voorbije decennia hebben de OESO-landen er in grote onderhandelingen altijd een zaak van gemaakt om Derde Wereldlanden scherp op hun verantwoordelijkheden te wijzen en voor zichzelf bindende engagementen te vermijden.

In doelstelling 8 ontbreekt niet alleen de deadline van 2015. De subdoelstellingen zijn ook heel zwak geformuleerd. Er staat bijvoorbeeld niet dat de donorlanden om de MDs te helpen bereiken hun ontwikkelingssamenwerking zullen optrekken tot 0,7 procent van hun Bruto Nationaal Inkomen. Er staat niet dat de schulden van de lage-inkomenslanden volledig worden kwijtgescholden. Er staat evenmin dat het handelssysteem rechtvaardiger zal worden gemaakt. Ook in de toekomst zullen Derde Wereldlanden het op zijn best moeten stellen met een open en transparant handelssysteem. En dat is gezien hun zwakke startpositie absoluut niet voldoende.

Het beleid dat in doelstelling 8 wordt geformuleerd is, grof samengevat, het huidige internationale beleid met een klein tandje bij. Zowat alle donoren houden in hun rapporten of in publieke discussies dezelfde toon aan. Zij erkennen dat er meer nodig is, maar vinden tegelijk dat ze door de band genomen op de juiste lijn zitten en goed bezig zijn. Dat klopt jammer genoeg niet met de realiteit.

Geen oog voor structurele oorzaken, geen oor naar structurele maatregelen

De problemen in het MD-lijstje zijn vanzelfsprekend relevant. Niemand zal het belang en het ondermijnende effect van armoede, honger, genderongelijkheid en epidemieën als hiv en aids ontkennen. Maar jammer genoeg blijft de beschrijving van de MDs, en ook de Millenniumverklaring waaruit de MDs stammen, erg vaag over de oorzaken van de armoede en de andere ellende. De Millenniumverklaring heeft het nog wel even over de globalisering die niet iedereen ten goede komt, maar dat kun je moeilijk een structurele analyse van de oorzaken van onderontwikkeling noemen. De MD-aanpak dreigt daardoor voorbij te gaan aan de machtstegenstellingen en de machtsongelijkheid die grotendeels de kansen op ontwikkeling van mensen, groepen en landen bepalen.

UNDP stelt nu wel dat er meer equity of gelijkheid in de MD-werking moet komen. Maar dat gebeurt tot nu toe op een te voorzichtige manier. Kun je de armoede in Brazilië aanpakken en het grootgrondbezit ongemoeid laten? Kun je de armoede in Brazilië aanpakken en tegelijk de orthodoxe beleidsrecepten van het IMF overnemen? Kun je spreken van vrede en veiligheid en toch laten begaan wanneer één land unilateraal beslist preventief militair in te grijpen ergens in een ander continent? Kun je hopen op duurzame armoedebestrijding wanneer door een gebrek aan internationale financiële regelgeving ook economisch goed presterende landen het slachtoffer kunnen worden van een ontwrichtende muntcrisis? Kun je hopen op een rechtvaardiger verdeling van de opbrengst van de globalisering zonder het te hebben over de rol en de toenemende macht van multinationale ondernemingen en grote financiële groepen?

Door het gebrek aan een duidelijke analyse van de oorzaken van de problemen, wordt er ook geen afdoende strategie geformuleerd om de MDs te realiseren. Het partnerschap in doelstelling 8 is wat dat betreft slappe kost. Nergens worden ingrijpende structuurveranderingen bepleit, niet op nationaal en evenmin op internationaal niveau.

Perverse effecten van resultaatvoetbal?

Het vooropstellen van kwantitatieve doelstellingen en het vastleggen van een duidelijke streefdatum heeft ontegenzeglijk voordelen. Het verhoogt de druk op de regeringen in Noord en Zuid om echt iets te doen aan belangrijke ontwikkelingsproblemen. Het kan ook perverse effecten hebben op de omvang, de richting, de kwaliteit en de duurzaamheid van de hulpstromen.

De druk om de middelen voor officiële ontwikkelingssamenwerking te verhogen, lijkt groot. Dat is nuttig maar tegelijk riskant. De druk om te scoren op het vlak van de Millenniumdoelstellingen, zou wel eens kunnen leiden tot kunstmatige en kortstondige pieken in de jaren waarin op hoog VN-niveau de meetlat naast de prestaties wordt gelegd. Je voelt het nu al in 2005, je kunt iets gelijkaardigs verwachten in 2010 en je moet het vooral vrezen in de aanloop naar 2015. De kans is groot dat men in die jaren alle restjes uit de kast haalt en zoveel mogelijk in een MD-verpakking steekt. Regeringen of instellingen die echt geen extra geld in de bak kunnen smijten, zouden de statistieken hier en daar al wel eens durven ‘helpen’ met een stukje manipulatie om bestwil. De kans dat er na een artificiële piek in 2015 een terugval komt naar een vroeger en veel lager niveau, is evenmin denkbeeldig.

Omdat ze onder druk staan om meer te besteden aan ontwikkelingssamenwerking, worden sommige regeringen een stuk minder kieskeurig bij de vaststelling van wat ze precies tot die ontwikkelingssamenwerking mogen rekenen. Het gevaar op ‘vervuiling’ van de hulp met uitgaven voor het internationale veiligheids- of oorlogsbeleid, voor onderdelen van het asiel- en vluchtelingenbeleid of voor het afkopen van milieuverplichtingen neemt toe.

De druk om te scoren kan ook leiden tot puur resultaatvoetbal en eenzijdige investeringen in de indicatoren uit het MD-lijstje. Zoals gezegd dekken die maar een deel van de ontwikkelingsnoden. Andere belangrijke aspecten van een goed ontwikkelingsbeleid zoals tewerkstelling, de uitbouw van een basisinfrastructuur of reproductieve gezondheidszorg zouden daardoor wel eens aan aandacht en financiële middelen kunnen inboeten.

De kans bestaat ook dat de ontwikkelingssamenwerking veel selectiever gericht wordt op landen die met een relatief beperkte investering toch een sterke en goed zichtbare vooruitgang kunnen realiseren op het vlak van de Millenniumindicatoren. Op die manier zou je bijvoorbeeld kunnen terechtkomen bij relatief goed georganiseerde landen uit de bovenlaag van de lage-inkomenslanden of uit de onderlaag van de midden-inkomenslanden. Dat zijn mogelijk maar niet noodzakelijk de landen met de grootste ontwikkelingsnoden. Alles samen kan dit zelfs leiden tot een nieuwe conditionaliteit. Donoren – regeringen, internationale instellingen en ook NGOs – zouden wel eens een groot deel van hun bijdrage kunnen voorbehouden aan landen of organisaties die zich uitdrukkelijk tot de MD-aanpak bekeren en die de Millenniumdoelstellingen als absolute prioriteit voor hun planning, hun budget en hun werking aanvaarden. Gezien de leemtes en mogelijke afwijkingen in de MDs is dat geen goede zaak.


Lessen trekken voor de komende jaren: Millennium PLUS

Ondanks de opgesomde gaten en kwalen zijn de Millenniumdoelstellingen, mits gebruik van een goede handleiding, een nuttig instrument. Enkele elementen van die handleiding hebben we nu al bij de hand:
- een grondige analyse van de problemen;
- uitgaan van een Millennium-PLUS-lijst die vergeten thema’s zoals arbeid opneemt, die te eng omschreven doelstellingen zoals gendergelijkheid hun juiste plaats geeft en die geen genoegen neemt met halve of driekwart oplossingen;
- uitgaan van een Millennium-PLUS-aanpak die vertrekt van het afdwingbare recht van iedereen op ontwikkeling en die bij het formuleren van de noden en de beleidsvoorstellen steunt op de ideeën en de participatie van de betrokken landen en mensen;
- uitgaan van een Millennium-PLUS-beleid dat structurele ingrepen in het internationaal beleid niet uit de weg gaat. Zonder een gunstig internationaal kader, met een bindende regelgeving voor multinationale ondernemingen en de financiële sector, blijven inspanningen en ook successen op nationaal niveau te kwetsbaar;
- uitgaan van een Millennium-PLUS-beleid dat concrete cijferdoelen en tijdslimieten vastlegt voor de openbare ontwikkelingshulp van de donoren;
- enkel genoegen nemen met duurzame methodes van financiering. Korte kunstmatige pieken in 2010 of 2015 zijn misschien voorbeelden van financiële acrobatie, maar brengen geen duurzame ontwikkeling. De ontwikkeling stopt niet in 2015;
- geen uitstel aanvaarden. Wat in 2005 kan, op een G8-top, op bijeenkomsten van het IMF en de Wereldbank, tijdens de VN-sessie van september of op eigen bijvoorbeeld Belgisch initiatief, mag niet naar later worden doorgeschoven.

Dit lijstje is nog onvolledig. Het moet vanuit de concrete ervaring van het werk met de Millenniumdoelstellingen verder worden verfijnd en aangevuld. Maar ook in 2005 is er al geen excuus meer voor een slap ingevulde campagne over de Millenniumdoelstellingen voor Ontwikkeling.

Rudy De Meyer is Diensthoofd Studie en Publicatie van 11.11.11 vzw, de koepel van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging. Hij is redactielid van MO*noordzuidCahier en medesamensteller van dit cahier.
rudy.demeyer@11.be

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2781   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2781  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.