Wangari Maathai: Bomen breken de kringloop van de armoede

Even was ze wereldnieuws toen het Nobelprijscomité haar vorig jaar de Vredesprijs toekende. Een Afrikaanse vrouw die bomen plant lauweren voor haar vredesinzet, het was dan ook geen evidente keuze. Ole Danbolt Mjøs, de voorzitter van het comité, zei bij de huldiging dat het Nobelprijscomité zijn definitie van vrede duidelijk uitgebreid had: ‘Milieubescherming is vandaag een bijkomende weg naar vrede geworden.’ Een gesprek met een vrouw die meer dan één grens verlegt.
Wangari Maathai lanceerde de Green Belt Movement in Kenia rond 1970. In de daaropvolgende jaren mobiliseerde ze tienduizenden Keniaanse vrouwen, die intussen zowat dertig miljoen bomen geplant hebben. Dat klinkt onschuldig, maar Maathai kwam toch meermaals in botsing met de overheid, vooral toen ze eisen voor behoorlijk bestuur en democratische hervormingen begon te formuleren. Ze kreeg meer dan eens rake klappen en werd één keer zelfs bewusteloos geknuppeld. Zeven medestanders werden vermoord en de Green Belt Movement werd bijna verboden. Zelf werd ze geregeld achter de tralies gegooid. ‘Het is ontmenselijkend’, vertelde ze de Washington Post ooit over haar gevangeniservaring: ‘Het is er vies. Het is er overbevolkt. Je wordt bij mensen gestopt die je belachelijk maken. Het is uiteindelijk de bedoeling je te vernederen.’
Tijdens haar huldiging in december pleitte Maathai voor meer ruimte voor vrouwen en meisjes bij het bepalen van beleid in Afrika en haalde ze scherp uit naar ‘de extreme globale ongelijkheden en de heersende consumptiepatronen’. In dat kader riep ze zowel bedrijven als internationale instellingen op ‘te begrijpen dat het verzekeren van economische rechtvaardigheid, gelijkheid en ecologische integriteit belangrijker zijn dan het realiseren van winst tot elke prijs.’
Maathai spaart de machtigen niet, maar ze heeft niets weg van de stereotiepe harde vrouw die zich bewust is van haar status. Als ik haar op haar hotelkamer in New York ontmoet draagt ze een felgekleurd Afrikaans gewaad, en ze heeft een opvallend zachte uitstraling, als ze lachend van haar kopje thee nipt. ‘s Anderendaags eindigt ze een lezing met het verhaal van een kolibrie die een woudbrand probeert te blussen. Als de kolibrie uitgelachen wordt door de andere vogels, antwoordt hij: ‘Ik doe tenminste wat ik kan.’
Was het een verrassing voor u dat het Nobelprijscomité uw inspanningen beloonde met de Vredesprijs?
Wangari Maathai: Zonder meer. Ik ging er van uit dat het comité geen oog had voor milieuproblemen, maar alle aandacht op vrede richtte -een thema waarmee ik niet specifiek bezig ben. Maar men heeft ingezien dat wat ik deed een bijdrage was tot het algemene doel van de vrede. Men heeft erkend dat de begrippen vrede en veiligheid in een ruimer kader bekeken moeten worden. De keuze voor mij was dus zowel een totale verrassing als een heel duidelijk standpunt. Ik heb daarvan genoten.
Waarom heeft men de definitie van vrede verruimd?
Wangari Maathai: Vrede sticht je niet alleen door vechtende partijen aan tafel te brengen, door een oorlog te stoppen of door de wapenproductie te bestrijden. Als we echt van de vrede willen genieten, moeten we ook veel verantwoordelijker omgaan met de natuurlijke rijkdommen, die eerlijker verdeeld moeten worden -zowel nationaal als internationaal. Dat kan alleen als we daarvoor de democratische ruimte hebben. Als er geen ruimte is om met elkaar te discussiëren en met elkaar in dialoog te gaan, om naar elkaar te luisteren, om elkaars opinies te respecteren, dan zullen we altijd geneigd zijn om macht te gebruiken.
Machtsmisbruik wekt echter altijd heel wat ongenoegen op en leidt uiteindelijk tot conflicten. In Kenia zie ik dat de hele tijd gebeuren: grondstoffen geraken uitgeput, waterputten drogen uit, en het volgende waarover je hoort praten is dat “stammen met elkaar in oorlog zijn”. Wij moeten -vooral in Afrika- investeren in vrede en in conflictpreventie. We moeten ervoor zorgen dat onze kinderen school kunnen lopen, dat ze kunnen groeien in plaats van rond te lopen met wapens om elkaar neer te schieten. Maar veiligheid creëer je niet door grenzen rond jezelf op te trekken. Veiligheid kan niet gebaseerd zijn op het gebruik van macht om je eigen rijkdom af te schermen. Zo zit vrede niet in elkaar. Het leven is zoals de Afrikaanse stoel met drie poten: vrede, democratie en een duurzaam en eerlijk gebruik van de grondstoffen zorgen er samen voor dat het leven overeind blijft.
Uw visie op vrede is gestoeld op uw ervaring in de milieubeweging en uw inzet voor vrouwenrechten. Hoe bent u tot die gecombineerde visie gekomen?
Wangari Maathai: In de aanloop naar de eerste VN-Vrouwenconferentie in 1975 discussieerden we over de vraag wat de belangrijkste inbreng vanuit Kenia zou moeten zijn. Voor heel wat vrouwen stond brandhout bovenaan hun agenda, want dat was hun voornaamste energiebron. De vrouwen maakten zich ook zorgen over het gebrek aan zuiver drinkwater en over gezond voedsel. Ze wilden praten over armoede, vooral over armoede bij vrouwen. Onmiddellijk suggereerde ik dat we met die vrouwen aan de slag zouden moeten gaan om bomen te planten, omdat ik de band zag tussen bomen, drinkwater, verschraling van de grond en armoede. Kort daarna ben ik met een kleine groep gestart. Dat werden er twee en dat werden er duizenden. En al die groepen waren bezig met het planten van bomen en dus met het herstellen van de levenskwaliteit van vrouwen en gezinnen.
Waarom botsten die boomplantacties met de overheid?
Wangari Maathai: Het probleem zat niet in het planten van bomen. Het “probleem” ontstond toen ik het verband begon te leggen tussen onze acties en de echte grondoorzaken van de armoede. Eén van die grondoorzaken was namelijk slecht bestuur door de overheid. Het was de regering die toestemming gegeven had voor het kaalkappen van bossen op plaatsen waar de waterreserves opgebouwd moesten worden. De regering had mensen aangemoedigd om de bossen te koloniseren en er voedingsgewassen te gaan telen. Nochtans zijn het de wouden die het water vasthouden, die de normale regencyclus sturen en die de rivieren van water blijven voorzien. Ik besefte dus dat het geen zin had om alleen maar bomen stroomafwaarts te planten als de overheid de bron en de bomen stroomopwaarts blijft vernietigen. Het werd voor ons dus heel belangrijk om het beleid zelf aan te pakken en de regering te vragen op te houden met het verwoesten van de wateropvanggebieden.
Een ander probleem waarmee we geconfronteerd werden, was dat veel politici zich in de jaren tachtig bezighielden met het privatiseren van onze gemeenschappelijke goederen. Ze sneden letterlijk stukken woud af om ze te privatiseren, zoals ze ook grote stukken open ruimte in de stad privatiseerden. Het werd voor mij steeds duidelijker dat de overheid een van de hoofdschuldigen was van de milieuvernietiging. Ik begon daarover mijn stem te verheffen en organiseerde vormingsessies om aan meer mensen duidelijk te maken wat er door wie vernietigd werd. En om iedereen ervan te overtuigen hoe belangrijk het was om onze leiders ter verantwoording te roepen voor wat ze aanrichten.
Dat was uiteraard niet naar de zin van de regering, want het was uitgerekend de heersende elite die profiteerde van de wanpraktijken. Zij reageerde dan ook door me te intimideren, te arresteren en lastig te vallen, in de hoop dat ik of de mensen waarmee ik werkte het zouden opgeven. Intussen wisten wij echter dat we de strijd aangegaan waren tegen de hebzucht en de corruptie binnen de leidende kringen van het land. De repressie richtte zich met name tegen de vrouwen. Wij waren de eerste slachtoffers van de milieuschade die aangericht werd, maar we waren ook degenen die geviseerd werden omwille van onze strijd voor milieubehoud. Het planten van bomen is altijd voorop blijven staan, maar soms moesten we onze activiteiten wel uitbreiden naar andere terreinen, om de grondoorzaken te kunnen aanpakken.
Intussen wordt er druk gedebatteerd over genetisch gemanipuleerde organismen in Afrika. Bent u voor of tegen?
Wangari Maathai: De pleitbezorgers van genetisch gemanipuleerde zaden zeggen altijd dat ggo’s goed zijn voor Afrika, dat ze de honger uit het continent kunnen bannen. Ik ben daar nog niet zo zeker van. Ggo’s kunnen zowel een goede zaak zijn als een ramp voor het milieu. We moeten de wetenschap heel voorzichtig analyseren en uiterst omzicht te werk gaan als we de technologie tot bij de boer op zijn veld willen brengen. We mogen geen enkel risico nemen dat we die boer zaad geven waardoor de biodiversiteit in het gedrang gebracht zou worden of dat bedreigend zou zijn voor de zaden van de landbouwer.
We mogen ook niet overschakelen op een gepatenteerde technologie die de boer afhankelijk zou maken van een commercieel zaadbedrijf -want we weten hoe ongevoelig zulke bedrijven kunnen zijn voor wie arm of hongerig is. Zelfs vandaag zijn er veel mensen die honger hebben, ook al is er voedsel in overvloed. Die mensen hebben gewoon honger omdat ze niet kunnen betalen voor eten. Het is duidelijk dat de technologie van gemanipuleerde en gepatenteerde zaden geen oplossing voor het hongerprobleem zal creëren.
Kan de technologie van de schuldverlichting dat wel?
Wangari Maathai: Kenia spendeert zowat veertig procent van zijn nationaal inkomen aan het terugbetalen van buitenlandse schulden, terwijl er te weinig geld is om alle kinderen meer dan basisonderwijs te bieden. Het is trouwens pas sinds 2003 dat er een enorme inspanning geleverd is om alle kinderen in dat basisonderwijs te krijgen. Meer dan een miljoen kinderen begonnen toen een schoolcarrière omdat het inschrijvingsgeld afgeschaft werd. Kenia zou zijn schaarse middelen beter gebruiken om die kinderen langer op de schoolbanken te houden. Bovendien werden die schulden vaak aangegaan via corrupte deals en veel van die schulden hebben nooit iets opgebracht voor de mensen. Toch blijven we tot vandaag de gewone mensen in de dorpen en de stadswijken straffen voor iets waarover ze nooit beslist hebben en waarvan ze nooit genoten hebben. Dat is zeer, zeer onmenselijk en zeer oneerlijk. Alleen weten heel weinig mensen deze dingen, zeker in de landen die schuldeisers zijn. Daar klinkt het altijd weer: wat je geleend hebt, moet je terugbetalen.
In plaats van schulden te blijven afbetalen, zouden Afrikaanse landen meer moeten mikken op eerlijke wereldhandel. Arme landen worden nog steeds aangemoedigd om hun ruwe grondstoffen op de wereldmarkt te verkopen. Dat deden ze in koloniale tijden, dat doen ze vandaag nog steeds. Dat betekent niet dat er niets verandert, want wij worden intussen wel gevraagd onze markten te openen in de naam van de vrijhandel. Daardoor komen afgewerkte producten bij ons terecht, terwijl wij er niet in slagen onze producten te verkopen in het Noorden. Wij kunnen maar geen waarde toevoegen aan onze producten, terwijl de prijs voor de ruwe grondstoffen verschrikkelijk laag blijft. Met andere woorden: scheld onze schulden kwijt en open jullie markten voor onze producten -dat is de beste manier om Afrika een stap vooruit te laten zetten. Zo lang de wereld die gecombineerde actie weigert te ondernemen, blijft elke belofte van hulp loutere lippendienst aan Afrika. Meer niet.
Bent u het dan eens met mensen die zeggen dat de strijd tegen armoede belangrijker is dan de bescherming van het milieu?
Wangari Maathai: Armoede is zowel oorzaak als symptoom van ecologische achteruitgang. Zoveel te armer iemand wordt, zoveel te meer hij het milieu zal schaden, maar zoveel te meer hij het milieu beschadigt, zoveel te armer wordt hij. De vraag is niet waarmee je moet beginnen, maar hoe je die duivelse kringloop doorbreekt. Van in het begin was mijn boodschap aan de vrouwen: we kunnen niet alle problemen tegelijk oplossen, daarvoor hebben we er te veel. We zijn arm, we hebben geen drinkwater, we hebben geen energie, we hebben geen voedsel, we kunnen onze kinderen niet naar school sturen… Maar vaststellen dat je niet alles kunt oplossen, betekent nog niet dat je niets kunt doen.
Om de negatieve spiraal te doorbreken, moeten we ergens beginnen en dat doen we best door te mikken op een haalbare actie, op iets dat betaalbaar is, dat binnen onze macht, capaciteit en middelen ligt. Het beste idee waar ik kon opkomen, was het planten van een boom. Het mooie aan dat idee was dat het inderdaad haalbaar was én makkelijk uit te leggen aan ongeschoolde vrouwen. Je kan samen met de vrouwen de zaden planten, de scheut zien groeien, er samen zorg voor dragen. En zij beseffen allemaal dat een fruitboom over enkele jaren vruchten geeft waarvan het hele gezin zal genieten en dat een andere boom voeder levert voor het vee. De boom is voor mij een prachtig instrument geworden om de kringloop van de armoede te doorbreken.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.