Vredesactie in Congo leidt tot vluchtelingenstroom en honger

Begin dit jaar zetten Congo en Rwanda een gezamenlijke militaire actie op om FDLR-rebellen uit Noord-Kivu te verdrijven. De operatie, die door beide overheden als een “vredesactie” wordt voorgesteld, zorgt in het binnenland van Kivu voor onveiligheid en angst. Ze leidt tot vluchtelingenstromen en ondervoeding in een van de vruchtbaarste streken ter wereld.
  • Fanny Defoort Apetrots op drie generaties geiten: het ECHO-project van Oxfam werpt vruchten af Fanny Defoort

Territoire bunyakiri



22 maart, in het noorden van Zuid-Kivu, langs de grote weg van Bukavu naar Kisangani –bij momenten niet veel meer dan een breed karrenspoor.
‘We zijn een maand geleden naar Mashere gevlucht omdat een grote groep FDLR-militairen –afkomstig uit Masisi in Noord-Kivu– onze oogsten stal, onze vrouwen verkrachtte en ons bedreigde. Hier langs de grote weg bij een post van het Congolese leger voelen we ons wat veiliger’, zucht leerkracht Maneno Kulemush. 
Ze zijn hier met zo’n 300 gezinnen neergestreken uit het tien kilometer verder gelegen Kasheshe. De huizen van de ontheemden herken je aan hun plasticzeilen daken. Vluchten is in Kivu zo’n terugkerende bezigheid geworden dat de meeste gezinnen een zeil bij hebben voor het geval ze snel een nieuw dak moeten maken.
Kulemush: ‘De chef van Mashere gaf ons toestemming om hier een huisje te bouwen maar ons leven blijft penibel. We werken in ruil voor voedsel: een dag werk levert bijna een maat maniokmeel op. Voedsel wordt evenwel almaar schaarser en duurder. Soms sluipen we terug naar ons dorp om voedsel van onze velden te halen maar dat is niet zonder risico.’
Aandoenlijk is hoe de leerkracht het “schooltje” toont dat ze, wat verder van de weg, in takken en palmbladen hebben opgetrokken: zes klasjes met bamboestokken als zitbanken. ‘Als het regent, is de les afgelopen’, zegt Kulemush.
Onze wagen schokt en davert onophoudelijk terwijl we de grote weg tussen Bukavu en Kisangani verder noorwaarts volgen. We zien almaar meer huizen met plasticzeilen daken: mensen op de vlucht, die het veiliger vinden om bij de weg te wonen.
Het is een indirect gevolg van de Action conjointe, de gezamenlijke jacht die het Congolese en Rwandese leger in Noord-Kivu maakten op het Front Démocratique pour la Libéralisation du Rwanda. Dat FDLR bestaat uit interahamwe-rebellen die in 1994 Rwanda ontvluchtten nadat ze er een genocide hadden aangericht, en hun nakomelingen. De Rwandese en Congolese regeringen beweren dat die gezamenlijke actie vrede heeft gebracht maar in het binnenland ervaren ze dat heel anders. De FDLR-aanhangers hebben zich op tal van plaatsen op de bevolking gewroken voor de regeringsacties.

Grens tussen Noord-en Zuid-Kivu


valavond 22 maart, stadje Hombo.
Zodra we Zuid-Hombo binnenrijden, bekruipt ons een gevoel van beklemming. De concentratie krioelende mensen is opvallend hoog. Het stadje zit dan ook vol ontheemden. ‘De bevolking is verdubbeld tot 30.000 en dan zijn er nog eens tienduizend militairen die ook moeten eten. De prijs voor een maat maniokmeel is haast verdrievoudigd van 250-300 Congolese franc tot 600-700. Het is hier zo moeilijk. Er zijn geen woorden voor’, zucht Kwabene Ngomerero, de chef de poste van Zuid-Hombo.
‘We hebben zestig kilometer en drie dagen gestapt vanuit ons dorp Bongo in Masisi’, zegt een moeder terwijl ze haar baby de borst geeft. ‘Tussen hier en Bongo is zowat iedereen gevlucht. In ons dorp werden vele huizen verbrand en zijn tien mensen vermoord.’ De vrouw zit voor het huisje van het gastgezin dat hen huisvest: ze slapen met dertien in een kleine kamer. ‘Ons leven hier is zwaar’, zucht ze terwijl ze een tros onooglijke banaantjes toont. Toch denkt ze niet dat ze snel zal terugkeren. Ze zijn hier met honderd families uit haar dorp.
De Action conjointe kon enkel in Noord-Kivu op het FDLR jagen. Je zou dus denken dat de FDLR-rebellen naar Zuid-Kivu zouden zijn gevlucht en dat vooral daar onveiligheid zou heersen. In Hombo is het evenwel precies omgekeerd: de mensen vluchten weg uit Noord-Hombo. ‘Het FDLR controleert er de wouden die ze als hun broekzak kennen. Slechts twintig procent van hun manschappen zijn door de Action conjointe uit Noord-Kivu gevlucht. De vluchtelingen hier komen uit Noord-Kivu, uit Walikale en Masisi’, aldus Ngomerero.

Karisi


23 maart, vijftien kilometer ten oosten van de grote weg, zestig kilometer onder Hombo.
Ook dieper het binnenland in, weg van de grote baan, bevinden zich vluchtelingen. In Karisi neemt het probleem schrijnende vormen aan. De bevolking is er volgens chef de poste Lumala Fumira Lambert aangezwollen van 2000 tot 17.000. Honderden mensen slapen er bij gastgezinnen –er is veel solidariteit– of in kerken en scholen. Sommigen slapen buiten. Hier en daar duiken kwashiorkor-kids op met de typische opgezwollen buiken die duiden op ondervoeding. ‘Ik heb vandaag alweer vijf kinderen melk tegen de ondervoeding moeten geven’, zegt de verantwoordelijke van het plaatselijke gezondheidscentrum.
De vluchtelingen komen hier vooral uit het tien kilometer verder gelegen Kachiri. ‘Voor 7 maart leek de situatie zich te stabiliseren maar toen ondernam het Congolese leger acties in Ramba, vijftien kilometer meer naar het oosten. Toen ze in Kachiri geweerschoten hoorden, zijn velen naar hier gevlucht. Het FDLR heeft huizen en velden geplunderd. Bij een man werd zijn arm half afgezaagd’, zegt Fumira Lambert.
Het FDLR is geen onbekende in de streek. De militie is hier al zes jaar stevig ingeplant, meerbepaald in “hun” dorp Kauma, op negen kilometer van Karasi. De lokale chef, majoor Simba Willy Guillaume, heeft een vrij goede reputatie: in het verleden heeft hij FDLR-aanhangers die zich bezondigden aan geweld zwaar gestraft.
Daags voor ons bezoek werden vlakbij Karasi drie vrouwen verkracht door FDLR-rebellen en de angst zit er diep in. Byayulia Sihitoko, de ondercommisaris van politie, begrijpt het niet: ‘Op 13 maart ben ik met majoor Guillaume gaan praten. We maakten afspraken over hoe we tot vrede zouden komen. We waren het eens dat plunderaars en verkrachters moeten worden gestraft en dat FDLR-mensen zich, in ruil daarvoor, weer kunnen vertonen op de markt van Karasi. Nu blijkt evenwel dat persoonlijke lijfwachten van de majoor betrokken waren bij de verkrachtingen van gisteren.’
Was dat een vergelding voor het feit dat het Congolese leger op 19 maart de FDLR-militieleden eerst de toegang tot de markt ontzegde? In elk geval heeft majoor Guillaume de avond van zondag 22 maart een schrijven laten afleveren: een vel geruit kladblokpapier met daarop in zeer egaal handschrift een aantal vragen en voorstellen, op het einde getekend en afgestempeld door majoor Simba Willy Guillaume. Hij schrijft  ‘dat hij met grote bitterheid heeft vernomen dat zijn mannen op donderdag 19 maart slechts in extremis toegang kregen tot de markt van Karasi, in tegenstelling tot de gemaakte afspraken van 13 maart…’ Hij waarschuwt dat hij niet voor de gevolgen kan instaan indien de sluiting van de markt aanhoudt.
‘Iedereen heeft recht op leven en al wat daartoe nodig is: voeding, zeep, zout… Als de sluiting aanhoudt, zullen zwakke en kwetsbare geesten in de verleiding komen om aan die dingen te geraken met alle mogelijke middelen, gezonde en ongezonde. Dat zal de stabiliteit in de hele streek bedreigen.’

Vreedzame cohabitatie


Simba Guillaume zegt alles te willen doen om dat te voorkomen en zingt de lof van de bevolking die ‘tot nu toe altijd solidair was tijdens onze harmonieuze en vreedzame cohabitatie’. Die hield in dat de FDLR-aanhangers zich “gedroegen” en in ruil daarvoor zich vrij konden bewegen in de streek en eigenlijk op een subtiele manier de regio mee bestuurden.
Voor de lokale bevolking was die cohabitatie niet echt comfortabel, het is immers moeilijk eisen te stellen aan mensen met wapens. De FDLR-rebellen waren bijvoorbeeld de enigen die geen tax betaalden op de markt. Toch zijn de notabelen van Karasi geneigd op Guillaumes voorstel in te gaan.
‘Je moet samenwerken met diegene die je niet kan verslaan. En dus zullen we proberen om de cohabitatie die hier voorheen bestond, te herstellen. Dan kunnen de mensen terug naar hun velden. De situatie van de voorbije drie weken is onhoudbaar’, zegt Bitale Mabena, die de markt van Karasi organiseert. 
In Kalonge, ten zuiden van Bunyakiri, denkt men in dezelfde richting. Daar ging de mwami (traditionele koning) begin maart praten met lokale FDLR-leiders. ‘Door hen vrije doorgang te geven op onze markten en voor een eventuele terugkeer naar Rwanda, hopen we op betere verhoudingen’, aldus mwami Nakalonge Masonga. 
De cohabitatie staat haaks op het akkoord van Naïrobi tussen de regeringen van Congo en Rwanda, dat stelt het FDLR op geen enkele manier mag getolereerd worden door de Congolese regering.

‘Dit is niet ernstig’


Uit alle reacties blijkt dat de Action conjointe de situatie voor het gewone volk heeft verslechterd. Lokale en internationale ngo’s zijn gefrustreerd dat die realiteit van het binnenland niet doordringt in de steden. ‘De politici willen de gezamenlijke actie als een succes voorstellen en hebben daarom geen oren naar de echte toestand’, klaagt Patrick Muligano Murhula van Oxfam Solidariteit.
Inderdaad, in Bukavu wapperen grote spandoeken waarop Joseph Kabila ‘de vredespresident’ wordt genoemd.
De lokale bevolking vindt dat het geen zin heeft het FDLR even op te jagen en er dan mee te stoppen. ‘Deze actie was niet ernstig. Het Congolese leger FARDC wordt niet eens bevoorraad. Hoe wil je met zo’n leger het FDLR aanpakken?’, vraagt Kwabene Ngoremero. Heel wat FARDC-soldaten in het binnenland wekten de indruk dat ze onder invloed waren van alcohol en andere geestesverruimende substanties: wazige blik, warrige maar vaak agressieve taal. Gedrogeerde mensen met een geweer… griezelig.
Ons bezoek aan de legerpost van Kalonge heeft iets tragikomisch. De kazerne bestaat uit een cluster van hutten met bijhorende landbouwpercelen: de soldaten-boeren leven hier met hun gezin. Hier en daar scharrelt een varkentje in het rond. Nochtans handhaaft majoor Chrispin Tambwe temidden van de akkerbouw en veeteelt de militaire formaliteiten: bij ons bezoek moeten we even wachten in een hut die fungeert als wachtkamer.
Daar staat met vilstift op de tafel geschreven dat hier de “S5” huist, de officier verantwoordelijk voor de relaties met de burgers. Na even wachten mogen we op audiëntie bij majoor Tambwe zelve. ‘We zijn klaar voor een gezamenlijke actie met de Monuc (de VN-vredesmacht in Congo, jvd) in Zuid-Kivu’, verzekert  hij ons. De bevolking zit daar allerminst op te wachten. Ze weet dat dit leger niet opkan tegen het FDLR.
Journalist en FDLR-kenner Chrispin Mvano ya Bauma: ‘De FDLR-militairen vechten voor hun leven, ze zijn zeer gemotiveerd. De Congolese soldaten willen gewoon overleven. Vermits ze van overal komen, kennen ze het terrein veel minder goed dan het FDLR dat al vijftien jaar de wouden hier doorkruist.’ 

Nuttig Europees project


De Action conjointe heeft het patroon van de voorbije tien jaar bestendigd: angst en terreur die in golven over Kivu komen en mensen verjagen die later, als het beter gaat, terugkeren. Het is precies om de slachtoffers van die terreurgolven te steunen dat de Europese Commissie via ECHO, haar dienst voor humanitaire hulp, het ECHO IV-programma in Bunyakiri en Kalonge heeft gefinancierd. 
Het progamma van 438.000 euro stelt klein vee, zaaigoed (maniok en maïs), viskweekmateriaal en werkinstrumenten ter beschikking om de zwakste gezinnen (teruggekeerden, ontheemden, weduwen, alleenstaande moeders, hiv-patiënten …) te steunen bij het heropstarten van hun economische activiteiten. Bedoeling is dat zaaigoed en vee fungeren als rollend krediet: eenmaal een geit jongen geeft, moeten de begunstigden een van de jonge geiten teruggeven aan het project, waarna het diertje weer anderen vooruit kan helpen. Idem voor zaaigoed en visjes.
De Belgische ngo Oxfam Solidariteit voert dit Europese project uit en nodigde ons uit om de werking ervan te bekijken. Ter plekke werkt Oxfam samen met twee stevige lokale organisaties: VAS in Kalonge en Padebu in Bunyakiri. Die zorgen voor de selectie van de begunstigden, de verdeling van de goederen en de begeleiding van het programma. Daarnaast werkt Oxfam ook samen met het Bureau Central de la Zone de Santé van Bunyakiri, een dienst van het ministerie van Volksgezondheid die waterbronnen herstelt en zo voor drinkbaar water zorgt.
Tijdens ons korte bezoek kunnen we uiteraard het project niet echt evalueren maar het maakt al bij al een goede indruk. Vooral de vermenigvuldiging van de geiten loopt als een trein. In Mulonge (Bunyakiri) tonen drie dames haast triomfantelijk hoe ondertussen het “kleinkind” van een geit bij een derde begunstigde is beland. Net als in Mushingi (Kalonge) bevestigt de bevolking nogal enthousiast dat ze veel aan dit project hebben. Het meest overtuigende is eigenlijk dat VAS en Padebu dicht bij de bevolking lijken te staan.
Oxfam Solidariteit in Bukavu bevestigt dat de uitvoering van het project vrij goed loopt. Chiara Gaburri: ‘Alleen de rapportering laat te wensen over, omdat VAS en Padebu lokaal soms mensen aanwerven die geen Frans spreken en zelfs niet weten dat één plus één twee is. Dat maakt het moeilijk om het rendement van de oogst te berekenen.’
Er zijn problemen met het terugbetalen van de maïs en maniok maar dikwijls om begrijpelijke redenen. In Hombo moeten begunstigden huis en voedsel delen met de vele vluchtelingen –zaaigoed sparen is er niet makkelijk. In Kalonge zijn de mensen dan weer gewoon om de maïs te eten als hij nog zacht is. ‘Bovendien vrezen ze dat de maïs gestolen wordt als ze hem te lang laten staan,’ zegt Patrick Murhula van Oxfam Solidariteit, die begrip heeft voor de situatie. ‘Deze mensen hebben nog nooit meegemaakt dat ze krediet kregen in de vorm van zaaigoed of een geit. De staat is hier immers totaal afwezig’, aldus Oscar Kalimba van Padebu.

De staat doet maar één ding


In Mushingi nemen we de proef op de som en vragen we aan de mensen of de overheid in het dorp iets betekent. School? Hebben ze zelf gebouwd. Onderwijzers? Betalen ze volledig zelf. Gezondheidszorg? Is er niet. Leger? Daarnaar durven ze, ondanks de FDLR-infiltraties, niet vragen want dan moeten ze hen zelf te eten geven. Zelfs voor de wegen zorgen ze zelf. Wanneer we naar Mushingi stappen, zien we hoe vijftig mannen met schoppen en hakken een weg aanleggen in de heuvels. De voorbije jaren hebben ze zo al veertien kilometer weg aangelegd.
Eén ding doet de staat hier wel: belastingen heffen. ‘Toen de eerste visvijvers van het project in Mushingi verschenen, werd een belasting op de viskweek geëist’, meldt een boer. Bernard Mulamba Salumu van VAS reageert met ongeloof en zegt dat ze dit niet voetstoots zullen aanvaarden.
VAS en Padebu zijn sterk ingeplant. In elk dorp waar we onderweg stoppen, blijken ze hun lokale mannetjes te hebben, een heus netwerk dat voor een deel de diensten levert die de staat normaal op zich neemt. Bernard Salumu van VAS: ‘Normaal legt de staat het beleidskader vast waarin ngo’s zich vervolgens inschrijven. Maar hier is dat niet zo. De staat voert hier geen beleid. Er zijn alleen kortzichtige verkiezingsstunts. Onlangs deelde de minister 800 visnetten uit, maar de mazen waren te groot voor de vis in het Kivumeer.’
In Noord-Kivu is er meer overleg tussen boerenorganisaties en regering. ‘Maar dat heeft niet veel veranderd’, zegt Constantin Hamuli van boerenvakbond Sydip. ’Nog altijd gaat maar drie procent van het budget naar landbouw terwijl tachtig procent van de mensen boer is.’ Dat hooggeschoolden als Bernard Salumu en Oscar Kalimba zich voluit inzetten op het platteland, weerlegt het cliché van de Afrikaanse universitair die zich opsluit in de stad.

Getroubleerd paradijs 


Het geweld van de voorbije tien jaar heeft Kivu grondig verarmd. De veestapel –het kapitaal van de mensen– is uitgedund door eindeloze plunderingen. Kivu is zeer vruchtbaar, met een klimaat dat erg veel teelten en twee oogsten per jaar toelaat. De ondergrond bevat veel grondstoffen. Kivu is ook een zeer schone streek met meerdere natuurparken… een paradijs eigenlijk. Toch komen de meeste mensen er niet verder dan overlevingslandbouw.
Zeker, het ECHO IV-project loopt vrij goed en beantwoordt aan een nood, maar het verhelpt weinig aan de echte oorzaak: het veiligheidsprobleem dat de economische ontwikkeling blokkeert en telkens weer voor ellende zorgt. 
‘Indien de stabiliteit zou terugkeren, zouden de boeren hun palmbomen kunnen onderhouden en 160 dollar per maand verdienen door palmolie te verkopen’, zegt Oscar Kalimba.
‘Zolang er geen stabiliteit is, komt een verwerkende industrie voor landbouwproducten niet van de grond’, voorspelt Constantin Hamuli van Sydip.
Er ís een laag Congolezen die rijk geworden is van de grondstoffenhandel tijdens de oorlog: zij hebben hun villa’s neergepoot langs het prachtige Kivumeer. In Goma blijft amper 200 meter strand toegankelijk voor het volk. Maar of die klasse wil investeren? De mogelijkheden zijn nochtans enorm. Onder het Kivumeer zit een enorme bel methaangas.
‘Genoeg om Congo en Rwanda zeventig jaar van energie te voorzien’, zegt de Britse zakenman Mike O’Connell, die voor het bedrijf Goldbridge actief is in de regio. Zo’n alternatieve energiebron ware niet slecht, want nu blijft houtskool de belangrijkste energiebron. Overal langs de wegen zie je lange rijen met enorme zakken houtskool staan: voor de mensen is het een extra inkomen, maar het betekent wel dat er constant aan de bossen geknaagd wordt.

Het einde zoek?


Of al die economische troeven benut worden, hangt af van de veiligheidssituatie en die ziet er niet goed uit. Het akkoord van Nairobi van eind 2007 voorzag militaire acties tegen gewapende FDLR-aanhangers (en hervestiging van ongewapende militieleden). De Action conjointe was, meer dan een jaar later, de eerste stap in die richting. Het resultaat valt tegen.
Haast iedereen die we spraken, wees erop hoe sterk het FDLR wel staat. De Action conjointe heeft zijn positie in Noord-Kivu amper aangetast. De VN-Vluchtelingenorganisatie schat dat de operatie resulteert in 160.000 bijkomende ontheemden, en geeft toe dat ze een deel niet kan helpen omdat ze zo verspreid zitten. Niemand in Kivu gelooft dat het Congolese leger op korte termijn dit FDLR kan overwinnen. Er is ook weinig enthousiasme om het Rwandese leger nog eens binnen te laten.
Anderen hopen dat een deel van het FDLR genoeg krijgt van het leven in de bossen en terugkeert naar Rwanda. ‘Zolang er geen rechtszekerheid bestaat in Rwanda, kan je niet verwachten dat de FDLR-aanhangers terugkeren’, vindt Kris Berwouts van Eurac, de Europese ngo-koepel voor Centraal-Afrika. ‘Ook in het afsnijden van het FDLR van de opbrengst van Congolese grondstoffen, kan de internationale gemeenschap een cruciale rol spelen.’
Vraag is of de pragmatische aanpak van de lokale bevolking –praten met wie je niet kan verslaan– ook niet op een hoger niveau moet worden uitgeprobeerd. Professor Koen Vlassenroot van de Universiteit Gent vindt in elk geval dat er anders met het FDLR moet worden omgegaan. Vlassenroot: ‘Maar een sterke en verantwoordelijke staat is de basisvoorwaarde voor elk mogelijk herstel.’ En dat is, spijtig genoeg, een werk van lange adem.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2781   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2781  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.