VN-rapporteur onderzoekt politieke moorden op Filipijnen

Dalmacio Gandinao, het provinciehoofd van een linkse boerenorganisatie, werd door onbekenden neergeschoten terwijl hij aan tafel zat met zijn echtgenote en kleinkinderen. De daders konden ontkomen in een busje. De moord in Salay, op 750 kilometer van Manila, is de zoveelste in een reeks van meer dan 800 sinds presidente Macapagal-Arroya in 2001 aan de macht kwam.
“We willen dat de VN-rapporteur de systematiek achter de moorden onderzoekt”, zegt Harry Roque, professor internationaal recht aan de Universiteit van de Filipijnen in Manila. “Het mensenrechtenmechanisme van de VN moet in gang worden gezet om de situatie in de Filipijnen aan de kaak te stellen”.
Waarnemers zeggen dat het politieke geweld aan hevigheid toeneemt in de aanloop naar de parlementsverkiezingen van mei 2007. In de voorbije maanden werden de burgemeester van een stadje in het centrum van de Filipijnen en een parlementslid neergeschoten. Bisschop Alberto Ramento, een uitgesproken criticus van de regering Arroyo, werd in oktober 2006 thuis vermoord.
Onder de slachtoffers van het politieke geweld in de afgelopen zes jaar zijn vakbondsmensen, boerenleiders, advocaten, journalisten, mensenrechtenactivisten en vertegenwoordigers van inheemse gemeenschappen. President Arroyo benoemde zelf een commissie om het politieke geweld te onderzoeken. De commisise heeft haar rapport nog niet gepubliceerd, maar volgens voorzitter Jose Melo, voormalig rechter bij het Hooggerechtshof, zit een klein groepje soldaten achter de moorden.

Imagoschade

Ook de mensenrechtenorganisatie Amnesty International beschuldigde vorig jaar delen van het Filipijnse leger van betrokkenheid bij de geweldcampagne. In november toonden zelfs enkele multinationals zich bezorgd over de moorden en in januari riep de Europese Unie Manilla op iets te ondernemen om verdere imagoschade te voorkomen.
VN-rapporteur Alston gaat onder meer enkele inheemse gemeenschappen bezoeken in de bergen van de noordelijke Cordillera. Volgens milieuorganisaties hebben enkele gemeenschapsleiders het protest tegen de mijnbouwactiviteiten in de regio met hun leven moeten bekopen.
“Alston moet goed de tijd nemen om naar de getuigenissen te luisteren, want de inheemsen hebben veel verloren door het geweld”, zegt Jo Villanueva van het in Manilla gevestigde Legal Rights and Natural Resources Centre.
Het Filipijnse leger vecht al 38 jaar lang een gewapend conflict uit met het Nieuwe Volksleger, de gewapende vleugel van de verboden Communistische Partij. Daarbij kwamen al 40.000 burgers, soldaten en rebellen om het leven.