VN-rapport roept op tot grotere rol ngo's en bedrijfsleven

Het rapport komt van een panel dat vorig jaar februari werd benoemd door de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Kofi Annan. Het twaalf leden tellende panel, dat wordt voorgezeten door de Braziliaanse oud-president Fernando Henrique Cardoso, kreeg tot taak de rol van het middenveld (de ‘civil society’) in het oog te houden en haar band met de VN te versterken. Volgens de studie doet zich een nieuw verschijnsel voor: het ontstaan van een wereldwijde publieke opinie, die de politieke agenda beïnvloedt en vragen op tafel brengt die de nationale grenzen overstijgen.

Het rapport stelt dat dit middenveld een factor is geworden waarmee rekening moet worden gehouden, en pleit daarom voor de oprichting van een nieuw VN-bureau (Office of Constituency Engagement and Partnerships) en de benoeming van een nieuwe ondersecretaris-generaal op dit bureau.

Niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) deden in 1999 zelf al een soortgelijke aanbeveling aan de VN. Jim Paul van Global Policy Forum in New York verwelkomt de aanbeveling in het rapport dan ook. Nu er wereldwijd zoveel gebeurt door ngo’s, wordt het tijd om een en ander te centraliseren. Er is iemand nodig die het geheel kan overzien. Een ondersecretaris-generaal is wat dat betreft een prima zet.

Paul maakt wel een kanttekeningen bij het plan, omdat in het rapport met ‘het middenveld’ niet alleen ngo’s, maar ook het bedrijfsleven wordt bedoeld. Als dat de bedoeling is, dan zijn we er tegen. Het middenveld is altijd al een moeilijk af te bakenen begrip geweest. Het kan gaan over ngo’s, zakenmensen of wie dan ook.

Het rapport stelt voor om het VN-platform Global Compact, waarin een aantal toonaangevende bedrijven vertegenwoordigd zijn, te laten integreren in het nieuw te vormen VN-orgaan. Global Compact lag de afgelopen jaren onder vuur, omdat betrokken multinationals zich schuldig zouden maken aan schendingen van het arbeidsrecht en milieuafspraken.

Het panel stelt in het rapport ook dat de invloed van ngo’s uit geïndustrialiseerde landen te sterk is ten opzichte van die van ngo’s uit het Zuiden, als het gaat om processen binnen de VN. Het zijn vooral vertegenwoordigers van burgerbewegingen uit het Noorden die hun stem laten horen. Meestal zijn het mannen. Bij de meeste organisaties (zowel uit het Zuiden als uit het Noorden) is het onduidelijk wie ze precies vertegenwoordigen. De stem van kwetsbare groepen wordt te weinig gehoord, stelt het rapport. Het panel doet de aanbeveling om een fonds op te zetten om de burgerbewegingen in ontwikkelingslanden te steunen. (JS/ADR)