Tot aan onze knieën in de modder met een rugzak vol ecologische schuld

De financiële schuldenberg van de Derde Wereld is hoog en groeit nog. Al jaren debatteren voor- en tegenstanders over schuldkwijtschelding, zonder veel resultaat. Ondertussen groeit de schuld aan (onder meer via interesten en bijkomende leningen) en gaan veel arme landen er financieel nog op achteruit. Het schulddebat zou als het oprecht wordt gevoerd, een drastische wending kunnen of moeten nemen, vindt Karen Janssens.
Het begrip ‘ecologische schuld’ werd ontwikkeld door een Chileense niet-gouvernementele organisatie (NGO) en precies tien jaar geleden voor het eerst naar voren geschoven tijdens de Wereldmilieutop van Rio de Janeiro. Ecologische schuld is in feite de cumulatieve verantwoordelijkheid die de industrielanden hebben ten aanzien van de ontwikkelingslanden vanwege menselijke uitbuiting, roof van grondstoffen en mineralen, vervuiling en culturele dominantie. Het is geen directe financiële schuld, en ze is ook niet direct om te zetten in geld, maar het gaat wel om een enorm bedrag, vele keren groter dan wat de ontwikkelingslanden aan het Noorden verschuldigd zijn. J. Martinez-Alier, één van de conceptuele vaders van het begrip, benadrukt dat ecologische schuld uit twee delen bestaat. Enerzijds is er een milieukost die niet in rekening wordt gebracht bij de export of de ontginning van prducten en grondstoffen uit arme landen. Anderzijds maken de rijke landen overvloedig (en oneerlijk veel) gebruik van de beperkte milieugebruiksruimte.

Deuda Ecologica
NGO’s van diverse pluimage willen het concept ‘ecologische schuld’ op de agenda plaatsen van de komende VN-conferentie over Duurzame Ontwikkeling in Johannesburg. Als ze erin slagen de wereldleiders het concept ‘ecologische schuld’ te laten erkennen, staan we misschien aan de wieg van een Copernicaanse revolutie. Stel je voor: de G8 (zeven rijkste industrielanden en Rusland) die zich over enkele jaren in het zweet zwoegt om oplossingen te vinden voor hun CO2-schuld tegenover de Derde Wereld.
Leida Rijnhout van het Vlaams Overleg voor Duurzame Ontwikkeling (VODO) stelt dat de term als dusdanig nog te zwaar beladen is voor de politieke wereld. Ze gelooft wel dat de achterliggende idee – o.a. de erken-ning van de verantwoordelijkheid die het Noorden draagt tegenover het Zuiden – kan doorsijpelen tot in Johannesburg. De belangrijkste motivering om ecologische schuld op de politieke agenda te krijgen, is niet om een prijs op natuur of vervuiling te plakken, maar wel om een verschuiving in ons referentiekader te veroorzaken. De discussie draait niet langer om arme en rijke landen, maar om verarmde en verrijkte landen, ten koste van wie en wat. De centrale vraag wordt met andere woorden: wie is wat verschuldigd aan wie?

Vloeibaar zwart goud
Wat Alier bedoelt met “niet inbrengen van milieukost” wordt duidelijk als we het verband onderzoeken tussen oliewinning en ecologische schuld. Oliemultinationals als Shell, Texaco, Caltex en co verrekenen enkel hun kosten voor het oppompen en transporteren van olie. Deze oliefirma’s negeren de bodemvervuiling die hun (soms constant) lekkende pijplijnen veroorzaken. Olielekken van Shell hielpen in de Nigeriaanse Nigerdelta waterlopen, kreken en landbouwgrond om zeep. Bossen ruimden er plaats voor wegen. Het grondwater raakte vervuild en de regen zag zwart. De Ogoni, de oorspronkelijke bewoners van Shells oliewinningsgebied, hadden geen toegang tot zuiver drinkwater, noch tot elektriciteit. Kritische vragen of protesten betaalden ze vaak met de dood (Ogonileider Ken Saro Wiwa werd in november 1995 door de militaire dictatuur geëxecuteerd).
Toch gaat het niet op te stellen dat ontwikkelingslanden minder geven om mens en leefmilieu. Vaak zijn ze echter niet in staat om sociale en milieukosten in rekening te brengen omdat ze arm en relatief machteloos zijn in het economische wereldmachtsspel.
Alier noemt deze houding ‘ecologisch dumpen’. Naar analogie van het dumpen van gesubsidieerde land-bouw-producten uit het Noorden op de zuidelijke markten, houdt dit een vrijwillige beslissing in om te expor-teren tegen prijzen die lager liggen dan de werkelijke kost. De Wereldbank en het Internationaal Muntfonds (IMF) dwingen arme landen tot betere prestaties, onder meer om hun leningen te kunnen afbetalen. Dat surplus kan komen van een echte toename in de productie, maar ook van uitbuiting van de bevolking of het uitputten van natuur en grondstoffen. In de praktijk leidt dit model vaak tot een vicieuze cirkel van schuldverhoging en milieuverloedering.

Het wordt heet en nat
In 2000 keek de wereld verbaasd toe hoe in Mozambique een vrouw hangend in een boom beviel van een zoon. Ze probeerde te ontsnappen aan de overstromingen die haar land teisterden. Dit beeld esthetiseerde, maar verborg tegelijkertijd ook de nog veel verbijsterende realiteit.
Naar schatting één miljoen vluchtelingen, duizenden ongetelde doden, vernieling van oogsten, veestapels en infrastructuur … dit alles bovenop een reeds onoverkomelijke schuldenberg.
Net zoals vele andere derdewereldlanden spendeert Mozambique meer aan de afbetaling van zijn buitenlandse schuld dan aan gezondheidszorg of onderwijs.
“We hebben in 72 uur verloren wat we in meer dan 50 jaar hebben opgebouwd”, was het commentaar van de Hondurese president Carlos Flores toen in 1998 de orkaan Mitch over zijn land raasde. Geconfronteerd met de vernielde oogsten, ineengestorte huizen en ontwortelde bananenplantages, verroerden de schuldeisers geen vin. Schulden kwijtschelden? Neen, zo simpel zit de wereld niet in elkaar.

Natuurrampen
Toch hebben die schuldeisers meer met een natuurfenomeen als Mitch te maken dan ze zelf graag inzien. De orkaan sloot een decennium af van natuurrampen die werden veroorzaakt door klimaatverandering. Volgens de verzekeringsmaatschappij Munich Re waren er in de jaren negentig viermaal meer klimaatgerelateerde natuurrampen dan in de jaren zestig van vorige eeuw. De economische verliezen verachtvoudigden zelfs. De econoom Andrew Simms berekende dat – als deze trend zich doorzet – de kost van natuurrampen veroorzaakt door de opwarming van de aarde tegen 2065 groter zou zijn dan het Bruto Wereld Product. En de schade is zeer ongelijk verdeeld. Arme mensen in arme landen hebben het eerst en het meest te lijden van klimaatverandering. Vandaag vallen reeds 96 procent van alle doden ten gevolge van natuurrampen in ontwikkelingslanden. Ook de gebieden die onmiddellijk worden bedreigd door een stijging van de zeespiegel liggen grotendeels in ontwikkelingslanden. De bewoners van Tuvalu, een eilandstaat in de Stille Oceaan, hebben al aangekondigd hun eiland te zullen verlaten als gevolg van de stijging van de zee. Nochtans zijn de geïndustrialiseerde landen in hoofdzaak verantwoordelijk voor de langzame opwarming van de aarde. De armen gaan dus niet alleen gebukt onder een betwistbare schuldenlast, ze betalen ook nog eens de prijs voor de opwarming van de aarde. Zij betalen dus in feite de interest op de ecologische schuld van het Westen.

Knieën in de modder
De actiegroep Friends of the Earth stelde in haar campagne over ecologische schuld het idee ‘milieugebruiksruimte’ centraal. Dit concept is gebaseerd op twee principes. Het principe van eindigheid: onze aarde heeft een beperkte capaciteit, zowel wat uitputting van voorraden als wat vervuiling betreft. Het tweede principe is dat van gelijkheid: iedereen op aarde heeft eenzelfde recht op deze beperkte voorraden. Iemands milieugebruiksruimte is dan concreet de totale hoeveelheid energie, grondstoffen, landoppervlakte, … die eenieder kan gebruiken zonder onomkeerbare schade aan de aarde te veroorzaken. Dit idee werd gepopulariseerd door Canadese wetenschappers in de vorm van de ecologische voetafdruk. De voetafdruk van de Amerikaan en de West-Europeaan zakt heel diep weg in de aarde; wij gebruiken te veel milieuruimte. Een ‘duurzame CO2-uitstoot’ wordt geschat op 1,7 ton per persoon per jaar. Een Amerikaan produceert gemiddeld 20 ton, een Europeaan 8 en een Indiër amper één. Het respecteren van de milieugebruiksruimte is dus een ontzettende uitdaging voor de geïndustrialiseerde wereld.
Geïndustrialiseerde landen hebben hun welvaart opgebouwd door te veel milieugebruiksruimte in te palmen. De vraag van ontwikkelingslanden om eveneens hun grenzen te overschrijden, is dus legitiem. Vanuit ecologisch oogpunt is ze echter absoluut onverdedigbaar (en zelfs onhaalbaar). Willen we dat het Zuiden zich ontwikkelt binnen de grenzen van de milieugebruiksruimte, is het dan niet meer dan logisch dat we onze ecologische schuld uit het verleden (financieel) vereffenen en stante pede de actuele schuld afbouwen? En dus pogen te overleven met de ons toegekende milieugebruiksruimte.

Ecologische oorlogseconomie
Zo’n afbouw vereist een radicale ommezwaai in ons productie- en consumptiepatroon: minder en meer lokaal produceren en consumeren. Dergelijke ommekeer vereist een enorme politieke wil, zoals Klaus Töpfer, directeur van UNEP, het VN-Milieuprogramma, het uitdrukte in zijn pleidooi om de consumptie in rijke landen met 90 procent terug te dringen: “Een serie sluipende crises en de uiteindelijke catastrofe kunnen enkel worden afgewend door een massale toename van de politieke wil om de situatie te veranderen”. Of die politieke wil er is, zullen we dra ontdekken in Johannesburg. Andrew Simms gaat er alleszins vanuit dat mensen zelf wel tot een dergelijke ommekeer bereid en in staat zijn. Tijdens de Tweede Wereldoorlog spaarden Britse huisvrouwen onder impuls van een overheidscampagne wekelijks 31.000 ton voedselafval bijeen, goed om 210.000 varkens te voeden. In de badkamer van een Brits hotel vond je in die tijd gegarandeerd volgende boodschap: “We verzoeken u vriendelijk uw aandeel bij te dragen in onze strijd om brandstof: gelieve het bad niet te vullen boven 5 inch. Maak hiervan een zaak van eer.” Simms roept vanuit die ervaring op tot een ‘ecologische oorlogseconomie’ om de strijd tegen de klimaatverandering aan te gaan.
Ecologisten krijgen vaak het verwijt dat ze zich bezighouden met luxeproblemen. Het is veel belangrijker en dringender de armoede aan te pakken. Precies in dit dilemma biedt het concept ecologische schuld een verhelderend en doortastend antwoord. Het toont immers aan dat enkel écht duurzame oplossingen op termijn het hoofd zullen
kunnen bieden aan armoede.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.