Hogere voedselprijzen maken armen nog armer

Maros Ivanic en Will Martin, twee onderzoekers van de Wereldbank, gingen na hoe de voordelen en nadelen van de stijging van de prijs van concrete gewassen tussen 2005 en 2007 zich tegenover elkaar verhielden in negen arme ontwikkelingslanden.

De gevolgen lopen sterk uiteen per land en per gewas, maar door de band worden er meer mensen armer dan rijker, en is het verlies ook groter dan de winst, zeggen Ivanic en Martin. Mensen in de steden, die zelf geen voedsel produceren, worden logischerwijze het hardst getroffen door stijgende voedselprijzen. Maar ook op het platteland worden mensen er gemiddeld armer door, zij het minder uitgesproken.

In de negen onderzocht landen leidden de prijsstijgingen tussen 2005 en 2007 tot een toename van de armoede met gemiddeld 3 procentpunten. In Nicaragua was er zelfs een stijging met bijna 8 procentpunten. In twee landen, Vietnam en Peru, werd de plattelandsbevolking beter van de hogere prijzen, terwijl de stedelingen er armer door werden.

De onderzoekers gebruikten hun bevindingen ook om de gevolgen van de forse prijsstijgingen van begin 2008 in te schatten. Volgens hen deed die prijsschok de armoede in de negen landen nog eens met 4,5 procentpunt toenemen. Omgerekend naar de bevolking van alle lage-inkomenslanden geeft dat 105 miljoen arme mensen extra. Volgens Ivanic en Martin werd de internationale armoedebestrijding daardoor zeven jaar achteruitgeworpen. Gelukkig zijn veel voedselprijzen intussen weer enigszins afgenomen.