Helft Amerikaanse scholieren is vóór censuur

De Amerikaanse grondwet garandeert al sinds 1787 de vrijheid van meningsuiting, persvrijheid, godsdienstvrijheid, het recht zicht te verenigen en het recht de overheid kritische vragen te stellen. Maar volgens het recente onderzoek van de Universiteit van Connecticut is een groot deel van de Amerikaanse jeugd het met die basisprincipes niet eens.

Slechts ongeveer de helft van de ondervraagde scholieren zegt dat kranten zonder inmenging van de overheid moeten kunnen werken. Veel leerlingen vinden dat de grondwettelijke bescherming van de vrije meningsuiting te ver gaat. 74 procent van de ondervraagde leerlingen gaat er helemaal mee akkoord dat Amerikaanse burgers het recht moeten hebben tegendraadse opinies te uiten, maar slechts een minderheid vindt dat dit ook opgaat voor meningen die godsdienststromingen of raciale groepen beledigen.

Er doet ook een hele reeks misverstanden de ronde. Zo denkt driekwart van de leerlingen ten onrechte dat vlagverbranding een misdaad is in de Verenigde Staten. De helft is ervan overtuigd dat de overheid het internet kan censureren.

De resultaten zijn niet allen verontrustend, ze zijn zelfs gevaarlijk, zegt Hodding Carter III, het hoofd van de John S. and James L. Knight Foundation die de opdracht gaf tot de studie. Onwetendheid over de beginselen van deze vrije maatschappij is een gevaar voor de toekomst van de natie.

Brian J. Foley, hoogleraar aan de Florida Coastal School of Law, legt de oorzaak bij een falend onderwijssysteem. Hij en andere onderzoekers gaan ervan uit dat hoe meer leerlingen leren over de grondwettelijke vrijheden en over journalistiek, hoe meer ze de vrijheden appreciëren die de grondwet garandeert. Het onderzoek van de Universiteit van Connecticut ontdekte dat een kwart van de Amerikaanse scholen geen medialessen aanbiedt. Bijna alle ondervraagde schooldirecteuren gingen akkoord dat hun leerlingen over journalistiek zouden moeten leren, maar ze zeiden dat zoiets vaak niet mogelijk is door geldgebrek.