Afrikaanse film zonder publiek

Met dank aan Europa

Tot 9 april 2011 vindt het Afrika Film Festival plaats in Leuven. “Met de steun van de Belgische ontwikkelingssamenwerking.” Maar draagt die steun wel bij aan de ontwikkeling van Afrika?

  • Olivia U. Rutazibwa Place des cinéastes, Ouagadougou, Burkina Faso Olivia U. Rutazibwa

De volgende keer dat u iemand de mond wil snoeren, moet u hem eens vragen naar zijn favoriete Afrikaanse film. Kleine kans dat hij daar een snel antwoord op weet. Niet dat er in Afrika geen films worden gemaakt, integendeel. De filmindustrie is er traditioneel sterk gesubsidiëerd, vaak met geld uit Europa. Het probleem is dat de Afrikaanse film maar geen publiek weet te vinden, zelfs niet in Afrika.

Of meer specifiek, de Afrikaanse kwaliteitsfilm, traditioneel afkomstig uit het Franstalige deel van het continent. Het is daar dat de filmindustrie zich ontwikkelde in de jaren na onafhankelijkheid, onder de enthousiaste aanmoediging van Frankrijk, die de tanende heerschappij van de francofonie wilde stutten door middel van wat ze daar de zevende kunst gingen noemen—een prestigieuze vorm ten tijde van de nouvelle vague.

Uit Europa’s hand

Die aanmoediging, in de vorm van geld en opleiding, kwam niet zonder strings attached. Stijl en thema werden in grote mate bepaald door het Europese ideaal van de arthouse cinema. Het leverde prachtige plaatjes op van het rurale Afrika (zoals Muna Moto van de Kameroenees Jean-Pierre Dikongué-Pipa, of Touki Bouki van de Senegalees Mambety-Diop), maar faalde een groot publiek te trekken. Europeanen bleven ongeïnteresseerd en Afrikanen hadden geen zin om te gaan kijken naar hoe nobel en wild ze waren.
Dat is nog steeds zo, in meer of mindere mate. De meeste Afrikaanse filmmakers zijn ook vandaag nog aangewezen op geld uit Europa. Frankrijk blijft een grote geldschieter, samen met de Europese Unie, die een potje heeft gereserveerd onder het Europees Ontwikkelingsfonds voor filmmakers uit de oude Europese kolonieën, de zogenaamde ACP landen (Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan). ACPFilms, het secretariaat dat het geld beheert, presenteerde eerder deze maand zijn nieuwe potje van 30 miljoen euro voor de komende 6 jaar.
En dat geld komt nog steeds met de nodige strings attached, zegt Joel Haikali, een jonge filmmaker uit Namibië die bewust een eigen financieringsmodel bedacht om geen geld in Europa te hoeven zoeken. ‘Die films zijn gemaakt voor de Europese geldschieters’, zegt hij. ‘Het zijn PR-plaatjes om te tonen hoe zeer ze de Afrikaanse cinema steunen.’ Een groot probleem, vindt ook Moussa Sene Absa, filmmaker uit Ivoorkust en professor in de cinema in Barbados. ‘Ze zijn in grote mate gemanipuleerd. Je kunt de hand niet bijten die je te eten geeft.’

Kijkers gevraagd

Een groot publiek is er al evenmin. De filmzalen tijdens het Fespaco, het grootste en meest prestigieuze filmfestival van Afrika in Ouagadougou, Burkina Faso, dat eerder deze maand haar 22ste editie vierde, waren vaak maar halfvol. Volgens cijfers van de festivaldirectie vertegenwoordigt de Afrikaanse film niet meer dan 3 procent van het totale aanbod in Afrikaanse bioscopen. Hollywood doet het beter, net als Bollywood. ‘We nemen het ervan’, zei Moussa Diallo, een lokale journalist op het terras van Cinema Burkina in het centrum van de stad, ‘normaal draaien ze alleen buitenlandse films.’
Het Fespaco is dan ook geen commerciële onderneming; het is de staat die een groot deel van de rekening betaalt—een enorme inspanning voor één van de minst ontwikkelde landen ter wereld. De EU deed een duit in het zakje van 1,7 miljoen euro. De Franse minister van cultuur was er een hooggeplaatste gast. ‘Het is het enige Afrikaanse filmfestival in Afrika dat met vaste regelmaat blijft voortbestaan’, zegt Moussa Sawadogo van ACPFilms. ‘Alle andere, behalve misschien dat in Durban, blijken na verloop van tijd niet rendabel te zijn.’ Ook het Afrika Film Festival in Leuven eerder deze maand, naar eigen zeggen “een van de belangrijkste festivals van Afrikaanse films in Europa”, vindt plaats “met de steun van de Belgische ontwikkelingssamenwerking.”

Fake

De industrie van de Afrikaanse kwaliteitsfilm bestaat dankzij Europees ontwikkelingsgeld, maar draagt het ook daadwerkelijk bij aan de ontwikkeling van Afrika? De karikatuur van de Afrikaanse filmmaker woont voor de helft van het jaar in Parijs. Het is daar dat veel van de (post-)productie plaats vindt en veel van de technische staf vandaan komt. Hij—vrouwen zijn schaars—huurt adviseurs in voor de volgende subsidie-aanvraag en houdt geen rekening met commerciële belangen.
‘Het was een giftig cadeau’, vindt Mahir Saul, professor Afrikaanse studies in Chicago en auteur van een recente geschiedenis van de Afrikaanse cinema, over de Europese bemoeienis. ‘Het maakte de Afrikaanse filmindustrie mogelijk maar ook afhankelijk. De stijl die werd geëxporteerd: het had iets van cultureel missiewerk. En nu, nu is het een kunstbloem.’

Leve de digitale revolutie 

Maar, er is hoop. Het is tegenwoordig helemaal niet zo duur meer om een film te maken. Nieuwe, digitale technologieën zijn een goedkoop surrogaat geworden voor het ouderwetse celluloid. Knippen en plakken gebeurt op een laptop. U heeft vast wel eens gehoord van Nollywood, de relatief nieuwe filmindustrie van het Engelstalige Nigeria en inmiddels de tweede grootste ter wereld (Bollywood is nummer 1). Het heeft een geschatte omvang van 250 miljoen euro per jaar. Alleen de overheid stelt meer mensen te werk.
De films zijn van een andere artistieke klasse. Ze worden in een week tijd geschoten op video (in plaats van op film), op de goedkope voorloper van de DVD, de VCD, met een budget van een paar tienduizend dollar. Het verhaal, acteerwerk, camerawerk, licht en geluid zijn ronduit ondermaats. Het lijkt vaak eerder op een lange aflevering van een slechte soap. Op YouTube heeft u keuze genoeg; veel staan er integraal op. Zoek op “Nollywood movies” en u komt terecht bij titels als “Agbefo: Gangster queen with a difficult childhood”, of “Alice My First Lady: Alice didn’t know that she had lived with a curse since she was 11.”
Maar er is een publiek voor, veel publiek. Fans zeggen dat Nollywood de echte Afrikaanse problemen behandelt, als criminaliteit, familieproblemen, religie of hekserij. De films vinden gretig aftrek in heel het continent, ook het Franstalige deel, en bij de diaspora in het buitenland. Loop uw lokale Afrikaanse buurt in en geheid dat u een videowinkel tegenkomt.

Film zonder cinema

De keerzijde van het succes van Nollywood is dat bioscopen in heel Afrika aan het verdwijnen zijn. Ouagadougou, de hoofdstad van de Afrikaanse kwaliteitsfilm, had er vroeger meer dan dertig. Dat is nu de helft. De home videos uit Nigeria zijn bedoeld voor thuis of voor video-clubs, waar je ze voor een paar cent entreegeld kunt bekijken op een grote televisie. Maar niet voor het theater.
De toekomst van de Afrikaanse film zou ergens in het midden kunnen liggen. Beide industrieën hebben wat van elkaar te leren: de één hoe een mooie film te maken, de ander hoe een populaire film te maken. Mensen de mond snoeren zal dan maar op een andere manier moeten.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.