Van A. naar B.

Ze komen uit het West-vlaamse dorp A. Ze zijn met meer dan vijftig. Gemiddelde leeftijd zeventien. Twee dagen op bezinning in de grote stad Brussel waar ze een reeks van bezoeken aan sociale organisaties afwerken. Ik mag hen wakker houden, de ochtend van de tweede dag.

  • Bart Lasuy Bie Vancraeynest. Bart Lasuy

Ik kijk de zaal in en met terugwerkende kracht in een spiegel, naar mezelf. Dit wordt kat in ‘t bakkie. Routineus begin ik mijn betoog over jong zijn in Brussel, over kansen geven en krijgen, over empowerment en verspild talent.

Ik voel het meteen. De mayonaise pakt niet. Dat niet alle tieners in Brusselse verhalen geïnteresseerd zijn, daar kijk ik niet van op maar ik voel een soort van weerstand uit de zaal komen. Ik zet me wat dichter, spreek wat luider. En dan komt het langzaam op gang. ‘Hoe kan u hier wonen, terwijl het hier zo vuil is? Wij zijn hier pas de tweede dag en wij vinden het al ondraaglijk!’ Ik rammel een antwoord af over de geneugten van het stadsleven: de cafés, het culturele aanbod, de internationale context! Wie in Brussel woont, heeft altijd wel een apologietje achter de hand, voor al uw feesten en partijen!

Deporteren

Een bijdehandje uit de eerste rangen gaat verder: ‘Ik vind dat ze ‘al die jongeren’ moeten oppakken en deporteren naar hun land van herkomst om daar op te sluiten, zonder eten, zodat ze elkaar afmaken’… Het gemak waarmee de woorden de zaal inrollen. Daar heb ik niet van terug. Er wordt wat gegniffeld, maar echt tegengesproken wordt dit discours niet.

Dit soort zure oprispingen ken ik van bruggepensioneerden die de lezerscommentaren van nieuwssites invullen als waren het kruiswoordraadsels maar om dat te horen uit de mond van iemand die op de rand van de volwassenheid staat? Ik vaar uit over sociale ongelijkheid en verlies me even in een onpedagogisch moment, als plots een van de begeleiders het woord neemt. Hij heeft een modern vormgegeven kruisje op zijn revers gespeld. Hij wil de uitspraak van de jongen op de eerste rij wel duiden.

In hun verkenningstocht van de onderbuik van Brussel brachten ze een voormiddag door in de straten van Kuregem. Ze kregen er (gestolen) tomaten en eieren naar het hoofd geslingerd, en moesten ‘vluchten voor hun leven’. Ik kan uit hun verhaal opmaken dat de groep verzeild geraakt is op het beruchte Lemmensplein. Een op het eerste gezicht lieflijk ogend plein dat zijn bedenkelijke reputatie alle eer aan doet.

Winnaars van de samenleving

‘Wat hadden we dan moeten doen volgens u? U die het zoveel beter weet?’ Dat laatste zegt hij niet hardop maar ik hoor het hem denken. ‘Je komt daar natuurlijk wel op hun territorium’, probeer ik voorzichtig. En meteen is de hele zaal wakker! ‘Wat? Hun territorium? Dit is hier wel ons land!’. Ik kijk tersluiks naar de klok om te zien hoeveel tijd ik hier nog moet volmaken. En om ineens te weten welk betoog ik moet afsteken. Mijn boodschap: West-Vlaamse jongeren die op een goede school zitten halen dan wel bakzeil op een maandagnamiddag in Kuregem maar zijn wel de ‘winnaars’ in deze samenleving.

Eenmaal de eierstruif van de jassen gewassen kunnen zij doorgaan met comfortabel wonen, een degelijke opleiding volgen, zich ten volle ontplooien. De jongeren op het Lemmensplein hebben raak gegooid, maar hun triomf reikt weinig verder. Terwijl ze evenzeer ‘van hier’ zijn. Het komt niet aan. Ik voel de afstand tussen zender en ontvanger steeds groter worden en ruis haalt de bovenhand… Brussel heeft hier de voorbije dagen geen fans bij gekregen, dat is duidelijk.

Voorbeelden in d
De steden waaieren uit, stromen over tot diep in het hinterland. Dan kan je wel tijdelijke dammen opwerpen. Tegen een tram. Met een schepen van Vlaamse aangelegenheden. Maar dat zal de stad niet tegenhouden.
oopgraven

Als alle jongeren het lokaal hebben verlaten, treuzelt de proost aan de deur. Hij verontschuldigt zich voor de rumoerige uitwisseling. Het moest eruit, de jongeren zijn diep onder indruk van het voorval. ‘Ik voel me in deze op geen enkele wijze de winnaar’ zegt hij zacht. ‘Ik ben zelf zo boos, en ik kan met die kwaadheid geen blijf. Waar in het evangelie vind ik antwoord op zo’n samenlevingsvragen?’

Zelfs als agnosticus zie ìk wel antwoorden in de bijbel. Ik wijs hem op de voorbeelden van mensen in mijn omgeving die in de loopgraven van deze stad, dag in dag uit, hun evangelie beleven. En dat dat volgens mij gelukkige mensen zijn. Verregaande pedanterie van mijnentwege en vooral een onafdoend antwoord voor een man met een geloofscrisis…

Ook ik kwam ooit vanuit een West-Vlaams dorp voor het eerst naar Brussel. Op mijn vijftiende neem ik deel aan een weekend ‘Arm Brussel, Rijk Brussel’ dat op zoek gaat naar de sociale en architecturale tegenstellingen in de hoofdstad. We logeren er in de Vaartkapoen waar toen nog stapelbedden stonden. Om indruk te maken begingen de Marokkaanse jongens baldadigheden: ze zwieren met vuilniszakken en lopen over de daken van auto’s.

Ik herinner me nog de opwinding die ik voelde: ik was doodsbang en toch geïntrigeerd door het gedrag van die gekleurde jongens… Ik wist het: hier gebeurt iets, hier moet ik zijn!

Bevestigde vooroordelen

To move forward, we need friction. Ik heb geleerd niet bang te zijn van conflict, maar de energie die vrijkomt bij wrijving aan te wenden voor iets positiefs. Dat is althans de theorie.

Ze blijven door mijn hoofd spoken, de jongeren uit A. en vooral hun begeleiders die vol goede wil naar hier zijn gekomen. Twee dagen immersie in de hoofdstad die een aantal jongeren moest wijzen op de bevoorrechte positie waarin ze zich bevinden, heeft hen een degout van de grootstad bezorgd. Of op z’n minst, hun vooroordelen bevestigd.

We zijn de optelsom van onze eigen ervaringen, het is door onze eigen ogen dat we de wereld aanschouwen. Dan helpt het niet als iemand je zegt dat we er hier elke dag maar met zijn allen het beste van trachten te maken, dat het reuze meevalt. Dat het ‘eieren waren en geen stenen of stokken, wat ook had gekund’…

Honderd lange kilometers

Wat is er hier gebotst buiten het ei en de winterjas? De stad en het platteland? Het beeld van wat ik van mijn heimat wil behouden en hoe mensen er in werkelijkheid denken? De honderd kilometer die liggen tussen waar ik vandaan kom en waar ik ben beland lijken steeds langer te worden.

Zij kunnen gebelgd terug naar A. Ik kan gebelgd in B. achterblijven, maar we zitten met zijn allen in hetzelfde schuitje. De steden waaieren uit, stromen over tot diep in het hinterland. Dan kan je wel tijdelijke dammen opwerpen. Tegen een tram. Met een schepen van Vlaamse aangelegenheden. Maar dat zal de stad niet tegenhouden.

Ik kan geen andere oplossingen bedenken dan ontmoeting, empathie, uitwisseling. Halfzachte concepten die makkelijk lijken maar meer moed vragen dan de kortzichtige oplossingen die pas verkozen politici aandragen.

Bie Vancraeynest is coördinator van jeugdhuis Chicago in Brussel.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

  • Coördinator van Vzw Toestand

    Bie Vancraeynest is coördinator van Vzw Toestand, een organisatie die leegstaande of vergeten gebouwen reactiveert tot tijdelijke en autonome socioculturele centra.

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.