MO* en de erfenis van Mei '68

Barricaden houden ideeën niet tegen

Espencat (CC0)

 

“Il est vijf voor twaalf, Paris s’éveille” luidde de kop boven het voorwoord in MO*magazine in december 2015. Daarin reflecteerde hoofdredacteur Gie Goris op de aanslagen in Parijs maar ook op de klimaattop: ‘Un Paris en peut cacher un autre’.

Bij mij roept het chanson van Jacques Dutronc andere associaties op. Mij slingert het met de teletijdmachine van professor Barabas terug naar 13 mei 1968: ik ben negentien en heb onder valse voorwendselen – een dagje naar zee- de auto van mijn moeder geleend: een knaloranje, van een pienter pookje voorziene Daffodil Variomatic, waar op de een of andere manier zes Leuvense studenten bleken in te passen.

We zijn op weg naar Parijs om er naar de barricaden te gaan kijken en brullen mee met Jacques Dutronc: Il est cinq heures, Paris s’éveille. We verdwalen in de buurt van Maubeuge – de snelweg van Brussel naar Parijs lag er nog niet – en wijlen Walter De Bock stapt uit om de weg te vragen: ‘Monsieur le prolétaire, s’il vous plaît, c’est par où, la lutte des classes?’
Studentenhumor.

Joden, Jezuïeten, soixante-huitards

Over de generatie van mei ’68 valt, zoals u weet, veel kwaad te vertellen. Verwende types waren het, fils à papa, die na mei ’68 een complot hebben gesmeed om de macht in de media over te nemen. Door mensen als Louis Tobback of Bart De Wever wordt de soixante-huitards ook vijftig jaar later nog altijd een occulte invloed toegedicht, vergelijkbaar met die van Joden, Jezuïeten of vrijmetselaars in andere tijden.

Ze hebben in zoverre gelijk: als mei ’68 íéts veranderd heeft, dan wel de journalistiek. De Lange Mars door de instituties, waar de Duitse studentenleider Rudi Dutschke toe opgeroepen had, eindigde voor opvallend veel van mijn generatiegenoten – en ook voor mezelf - op de redactie van een weekblad, een omroep of een krant.

Wantrouwen tegen elke vorm van autoriteit

Een van de maîtres à penser van mei ’68 was natuurlijk Marshall McLuhan met zijn profetie dat de massamedia binnen de kortste keren van de wereld een dorp zouden maken: The global village. De wereldwijde veenbrand die mei ‘68 was, leek hem in eerste instantie gelijk te geven. Terwijl landen en culturen toen nog veel meer van elkaar verschilden dan nu, ontdekten jonge mensen overal ter wereld - van Berkeley tot Berlijn en van Praag tot Parijs - dat ze iets gemeenschappelijks hadden waardoor ze, los van elkaar, in opstand kwamen tegen de gevestigde orde.

De rebellie van mei ’68 was veel minder ideologisch geïnspireerd dan veelal wordt aangenomen.

Of die nu communistisch of kapitalistisch was, deed er uiteindelijk niet zoveel toe: de rebellie van mei ’68 was veel minder ideologisch geïnspireerd dan veelal wordt aangenomen. Het ging toch vooral om een afkeer van autoriteit; een vreemde, onverklaarbare tinteling die in de lucht hing, waardoor een hele generatie radicaliseerde.

Wantrouwen tegen elke vorm van gezag zou de journalistiek in de jaren zeventig op zijn kop zetten. Behalve nieuwigheden als het koffiezetapparaat, de kleurentelevisie en de zitzak, brachten de seventies, in de slipstream van mei ’68, ook een nieuw soort journalistiek. Journalistiek in de jaren zestig, dat was premier Gaston Eyskens die terugkwam uit Congo en op de tarmac in Melsbroek het journaille, dat hem opwachtte beneden aan de vliegtuigtrap, afsnauwde: ‘Geen commentaar.’ Waarop het journaille eerbiedig prevelde: ‘Dank u wel, excellentie’.

Na mei ’68 gingen journalisten zich toch enigszins anders gedragen. De angst om niet diep genoeg te bukken was eindelijk verdwenen. En het geloof in de maakbaarheid van de samenleving ging hand in hand met het geloof in de maakbaarheid van nieuws.

Dat nieuws wel degelijk maakbaar was, bewees Seymour Hersh met zijn onthullingen over het bloedbad dat Amerikaanse GI’s in het Vietnamese dorpje My Lai hadden aangericht. Er waren de Pentagon Papers, er was het Watergate-schandaal dat president Nixon zijn vel kostte: Woodward en Bernstein werden de nieuwe journalistieke iconen, die wereldwijd navolging kregen. ‘Iedereen heeft recht op zijn eigen mening’, was voortaan het journalistieke credo, ‘maar niemand heeft recht op zijn eigen feiten.’

De gouden jaren van slow journalism

Ook bij ons kreeg de journalistiek in de jaren zeventig een nieuw elan. Ik begon als journalist bij Humoradio, toentertijd nog een braaf televisieweekblad dat zo slaapverwekkend was dat het eigenlijk alleen op doktersvoorschrift in de apotheek te koop had mogen zijn. Maar binnen de kortste keren werd Humo de spreekbuis van een nieuwe generatie. En op de nieuwsdienst van de publieke omroep kwamen journalisten binnengewaaid zonder partijkaart – de generatie van Walter Zinzen zeg maar - die het niet langer in hun broek deden voor een gezagsdrager. Uit de as van Volksgazet en Vooruit verrees De Morgen.

Diezelfde journalistieke renaissance zag je ook in de ons omringende landen. In Nederland maakte de VPRO grensverleggende televisieprogramma’s, opinieweekbladen als Vrij Nederland en de Haagse Post kenden gouden tijden. Overal kwamen er nieuwe kranten bij: Libération in Frankrijk, El País in Spanje, La Repubblica in ltalië, The Independent in het Verenigd Koninkrijk. En al die bladen hadden een haast vanzelfsprekende en meer dan gemiddelde belangstelling voor wat toen nog gewoon buitenlandberichtgeving heette, de term mondiale journalistiek was nog niet gemunt. Wat wél al bestond was slow journalism: op de redactie van Vrij Nederland, waar ik in de jaren zeventig en tachtig werkte, vond niemand het ongewoon dat ik maandenlang door het toen nog hermetisch van de buitenwereld afgegrendelde Vietnam mocht zwerven voor slechts één verhaal. Zoiets kon toen nog.

Als u me begint te verdenken van heimwee naar mijn journalistieke beginjaren: u heeft niet eens ongelijk.

Julia Csekö (cc0)

“There are no remote places”

Amusement is niet onze rol

Fast forward naar het begin van de jaren negentig. Ik stap op als hoofdredacteur van De Morgen na een conflict met de nieuwe eigenaar van die krant, Christian Van Thillo. Waar dat conflict toen over ging, zou ons te ver leiden, maar laten we voor het gemak afspreken dat ik gelijk had. Bij mijn afscheid schreef ik een Cassandra-achtig stuk over wat ik de verkleutering van de media noemde – een begrip dat later de Dikke Van Dale zou halen. Ik heb dat stuk onlangs, een kwarteeuw later, nog eens herlezen om zeker te weten of het wel zo visionair was als ik intussen zelf bijna was gaan geloven. En ja hoor.

‘Journalisten moeten zich blijven realiseren dat het niet hun rol is alleen maar amusement aan te bieden. Ze moeten mensen aan het denken zetten.’

Het bevatte onder meer een citaat van de al eerder genoemde Carl Bernstein: ‘We zijn bezig de echte journalistiek links te laten liggen en een goedkope infotainmentcultuur te creëren. (…) We zijn er niet vies van te brengen wat we denken dat het publiek wil, en waarvan we verwachten dat het de kijk- of verkoopcijfers omhoog zal jagen. Helaas lijkt een groot deel van het publiek onze knieval te rechtvaardigen en van de rommel te genieten. Toch moeten journalisten zich blijven realiseren dat het niet hun rol is alleen maar amusement aan te bieden. Ze moeten mensen aan het denken zetten.’

Dat was 1992 – we leefden intussen in een ander tijdsgewricht. Na de val van de Berlijnse Muur waren we met zijn allen de kluts kwijt: de traditionele denkkaders van de Koude Oorlog waren weggevallen. In de media waren het ook niet langer hoofdredacteuren die de lakens uitdeelden, maar de marketeers. De krant was niet langer een mijnheer, laat staan een mevrouw, de krant was voortaan een merk. Journalistiek moest niet langer aanbodgericht zijn, maar vraaggericht – om het heel kort samen te vatten. Een van de toverformules van de marketeers was: zoek het nieuws zoveel mogelijk dicht bij huis, val de lezers niet teveel lastig met berichten uit Verweggistan – want daar houdt onze doelgroep niet van. ‘Verweggistan’, je moest het woord nog maar uitspreken of iedereen lag in een deuk. En toen bij de tsunami in Zuidoost-Azië honderdduizenden mensen dakloos werden, was de eerste vraag in het Journaal toch altijd nog of er geen Belgische hotelgasten in Phuket op het strand hun badhanddoek waren kwijtgeraakt.

Een global village met een dreun van een Muur

De massamedia zouden de wereldbol reduceren tot een achtertuin, voorspelde McLuhan. Daar is weinig van terechtgekomen. Het is een rare paradox: hoe globaler de economie, hoe regionaler het nieuws. Het is niet eens een kwestie van geloof, want ook al lopen de kerken en de moskeeën leeg, in tijden van internet zoeken mensen nog altijd beschutting onder de kerktoren of onder de minaret.

CC Dying Regimes BY 2.0

You can’t barricade an idea. (beeld van demonstratie in Malediven, maar het bijschrift kon net zo goed uit Mei ‘68 komen)

Een schitterend voorbeeld van wat ik de ultieme mondiale journalistiek zou willen noemen stond enkele jaren geleden in NRC Handelsblad. De Nederlandse schrijver Mohammed Benzakour, die een paar dagen in theehuizen in Borgerhout en Molenbeek was gaan rondneuzen, ontdekte daar tot zijn verbijstering dat mensen die naar Arabische satelliet-tv kijken heel andere dingen te zien krijgen dan wij. Verkoolde lichamen namelijk, huilende kinderen, zeeën van bloed – de dagelijkse drama’s in de Palestijnse gebieden, de oorlog in Syrië, de gruwelen in Afghanistan en Irak.

“Mondiale journalistiek” zal het altijd moeten hebben van onderbetaalde journalisten, voor wie de boodschap belangrijker is dan het medium, want verkopen zal dat soort journalistiek nooit.

Hij keerde terug uit Molenbeek, zo schreef ie, met een gevoel van schaamte. Schaamte dat hij al die tijd, in zijn veilige schrijfkamer, onder een stolp had geleefd. ‘Plotseling was de wereld in twee delen gesplitst: de werkelijkheid van de Nederlandse televisie, waar je hooguit gevechtsvliegtuigen stoer ronkend van een vliegdekschip ziet opstijgen, en de werkelijkheid van de Arabische televisie. Daartussen gaapt een kloof zo groot als de Levant.’

Blijf op de hoogte

Schrijf je in op onze nieuwsbrieven en blijf op de hoogte van het mondiale nieuws

‘Mondiale journalistiek’, of die nu op het wereldwijde web gestalte krijgt of op papier, zal het altijd moeten hebben van onderbetaalde journalisten, voor wie de boodschap belangrijker is dan het medium, want verkopen zal dat soort journalistiek nooit. Om de redactie van MO* een hart onder de riem te steken, dit fragment uit een gedichtencyclus die Remco Campert schreef, vlak na mei ’68.

Iemand stelt de vraag

Verzet begint niet met grote woorden
maar met kleine daden
zoals storm met zacht geritsel in de tuin
of de kat die de kolder in z’n kop krijgt
(…) jezelf een vraag stellen
daarmee begint verzet/
en dan die vraag aan een ander stellen.

Iemand stelt de vraag
iemand houdt op met dansen
iemand smijt de kroegbaas de kruik in z’n gezicht
iemand zegt: opa de pest met je oude verhalen
iemand wil het alfabet leren/
iemand pakt de opzichter z’n zweep af
iemand zegt: dit is mijn grond
iemand staat zijn dochter niet af aan de landheer
iemand antwoordt niet met twee woorden/
iemand houdt zijn graan verborgen
iemand viert geen feest als de vrachtwagens komen
iemand spuugt op de grond als hij de soldaten ziet
iemand snijdt de banden door
iemand verschuilt zich in het woud/
iemand droomt niet meer
iemand richt zich op
iemand is voor altijd wakker
iemand stelt de vraag/
en dan nog iemand
en nog iemand
en nog.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.