Kinshasa is een verlangend lichaam. Essay

Burgeroorlog, economische oorlog, Afrikaanse wereldoorlog. Het lijkt met Congo telkens weer een beetje slechter te gaan, al kan dat eigenlijk niet meer. Filip De Boeck, hoogleraar antropologie aan de KU Leuven, kijkt verder dan de oorlog van de dag en maakt in zijn recente boek Kinshasa. Verhalen van de onzichtbare stad de onstuitbare levenskracht van Kinshasa zichtbaar. Hij beschrijft en analyseert hoe de scheppende kracht van de Kinois stand houdt tegen de verwoestende kracht van politieke, sociale en economische orkaan die hen al jarenlang teistert.
Wie Kinshasa van op de stroom nadert, krijgt een andere stad te zien dan wie via de luchthaven binnenkomt. Op de stroom, omgeven door het geluid van de stilte, word je ondergedompeld in het overweldigende schouwspel van het wateroppervlak, dat in eindeloze schakeringen van zilver en blauw nauwelijks te onderscheiden valt van de waterige lucht erboven. Het is een hemelsbreed canvas waarop de zwarte silhouetten van de vissers, rechtopstaand in hun kano’s, aarzelende rimpels schilderen als ze hun netten uitgooien.
Als je naar de stad kijkt, zie je nauwelijks meer dan een brede strook moerassig grasland. Daarachter, amper zichtbaar, een skyline van palmbomen die de wijken Masina en Kingabwa omzomen. Terwijl je verder stroomafwaarts drijft, verschijnen de wankele paalwoningen van vissers en andere mensen die van de rivier leven. En dan, een voor een, schuiven de havens van Kinshasa voorbij.
Zo verschijnen die havens enkel aan het oor, als dichterbij komende soundscapes die geleidelijk de stilte van de rivier openbreken. Stemmen roepen en schreeuwen, machinegeluiden nemen over, flarden muziek waaien over het water, metaal klinkt op metaal en houten roeispanen produceren hun gedempte geluid als ze in het water plonsen.
En dan krijg je de haven in de gaten die nu door de Verenigde Naties gebruikt wordt. Op het onnatuurlijke wit van hun boten staat in grote, zwarte letters de afkorting UN geschilderd. Les Uns, zoals ze in Kinshasa genoemd worden, in tegenstelling tot les autres, de Kinois zelf. Daarna volgen de andere havens: Port Baramoto, deYacht Club, Plage Ngobila. Hier is de oever volgepakt met mensen. Achter hen zorgen de oude warenhuizen voor een gepast decor, met hun vuilcementen façades waarop nauwelijks leesbare namen geschilderd zijn, namen zoals Nogueira, herinneringen aan de tijden dat Griekse en Portugese handelaars de winkels van Kinshasa van goederen voorzagen.
Het zicht op de oever blijft hier verborgen achter schepen, heel veel schepen, maar het zijn schepen die niet meer varen, kadavers van oude schepen en stoomboten en ONATRA -Office Nationale des Transports- veerboten, in elke schakering van bruin gevreten roest. De haven is een kerkhof. Gezonken, aan de ketting gelegd, vastgelopen in het slijk en verward in een tapijt van waterhyacint: deze boten werden lang geleden al ontmanteld en veranderd in kraakpanden en krottenwijken.
Tussen deze lijken liggen geduldig de honderden drijvende baleinières, grote houten boten met buitenboordmotor, ruikend naar teer, gedroogde vis en de doordringende geur van cassave. Dit zijn de boten die mensen en goederen over en weer voeren tussen de Congostroom en een uitgebreid netwerk van waterwegen in het binnenland. Als de kleverige tentakels van een octopus wikkelen de rivierarmen van het hinterland zich om Kinshasa, waardoor stad en platteland met elkaar verbonden worden in het eindeloze eb en vloed van mensen en goederen.
De havens van Kinshasa tonen meteen het ware gezicht van de stad. De infrastructuur is in voortdurend verval en het hele leven lijkt getekend door een voortdurend afbrokkelen. In de woonkamers staat het televisietoestel, hét statussymbool, centraal, maar dikwijls staat het daar zonder dat het functioneert, want er is geen stopcontact of het toestel heeft al lang geleden de geest gegeven of de elektriciteit is gewoon op een dag uitgevallen. Ik moet in Kinshasa vaak aan Mary Douglas denken. In The Hotel Kwilu: A Model of Models beschrijft ze een hotel in het centrum van Kikwit, dat uitkijkt over de Kwilurivier.
Het hotel ziet eruit als een bescheiden versie van de globale hotels die de antropologe kent, met palmbomen in bloempotten, een receptie, kamers met grote spiegels, airconditioning en -vreemd genoeg- een bad vol koud water. Pas nadat ze haar kamer voorafbetaald heeft, ontdekt ze dat er geen water uit de kraantjes komt, dat het toilet niet doorgetrokken kan worden, dat de telefoon niet aangesloten is en dat de airconditioning niet werkt. ‘Maar ik was blij met het grote bad vol water en met het emmertje waarmee ik water kon scheppen voor de lavabo of het toilet’, schrijft Douglas.
Haar Hotel Kwilu is geen uitzondering. De stedelijke infrastructuur is vaak een schijnvertoning. Heel Kinshasa staat vol afgesloten sanitair, herinneringen aan en echo’s van een moderniteit die nog wel in haar uiterlijke verschijning bestaat, maar niet langer de inhoud heeft die er oorspronkelijk mee verbonden was. Fragmenten van die moderniteit hebben intussen een invulling gekregen in andere lagen van het stedelijke bestaan en ritme. De falende infrastructuur en de economie van schaarste herinneren de Kinois voortdurend aan de contouren van wat in Kinshasa mogelijk is. Tegelijk ontstaan door die beperkingen vaak nieuwe, verrassende mogelijkheden. Het volstaat te kijken naar de bijzondere esthetiek van de herstellingen waarmee de stadsbewoners het verval ontwijken en overstijgen.
Kinshasa is een stad die op meer dan een manier onderhevig is aan erosie. Dat wordt zichtbaar als je vanaf de ringweg, die zich rond Kinshasa’s zuidelijke en westelijke delen slingert, de zandweg neemt naar Mont Ngafula. Deze wijk ontstond in de jaren zeventig als een semi-residentiële gemeenschap voor bedrijfsleiders, functionarissen en opkomende politici. De meeste huizen hier zijn ruim en omgeven met veel bomen en groen, maar heel wat woningen zijn niet afgewerkt.
De middenklasse, die haar droom hier in steen probeerde te realiseren, werd tijdens de nadagen van het Mobutu-regime plots afgesneden van haar inkomen. De vaak spectaculaire huizen die ze zichzelf gedroomd hadden, bleven steken in verschillende stadia van onafgewerkte verwaarlozing. Het resultaat is een beeld van de stad als een eeuwigdurende bouwwerf -een karakteristiek die Kinshasa deelt met zoveel andere Afrikaanse steden. Vandaag leven mensen in de skeletten van hun bevroren droom van vooruitgang en grandeur, in constructies van beton en cement zonder deuren, ramen of daken. Alleen het grondplan verraadt nog de oorspronkelijke aspiraties.
Toch, minder fortuinlijke inwoners van de buurt zien hun afgewerkte huizen van de ene dag op de andere verdwijnen. Tijdens het regenseizoen is erosie -vaak het gevolg van slechte afwatering- een voortdurende dreiging in minstens vierhonderd buurten van de stad. Ze kan volkomen onverwacht door de zanderige bodem van Kinshasa’s heuvels snijden, waarna spectaculaire ravijnen achterblijven waarin huizen en wegen verdwijnen. Op die momenten wordt de onafgewerkte stad Kinshasa een kannibalistische stad die letterlijk haar eigen stedelijk weefsel verslindt.
Mensen vinden de stad uit op plaatsen waar ze elkaar ontmoeten -op de hoek van de grote ringweg en de toegang tot Mont Ngafula, bijvoorbeeld. Hier werd gedurende enkele jaren gebouwd aan een nieuw FINA benzinestation, dat in 2002 eindelijk zijn deuren opende. Een paar maanden later plaatste de eigenaar een grote straatlamp op het terrein. Aangezien het benzinestation zijn eigen generator gebruikt, en dus niet afhankelijk is van de stad voor zijn elektriciteitstoevoer, bleef de lamp branden.
In geen tijd baarde de straatlamp talloze bars, een cybercafé en een telefoonwinkel, terwijl bussen en taxi’s de plek begonnen te gebruiken als hun eindstation -waardoor nog meer mensen naar de bars kwamen. De zaken gingen ook steeds beter in het vlakbij gelegen Hotel Fwakin, dat er jaren van slappe handel op had zitten. Een straathoek waar na het invallen van de duisternis nauwelijks nog beweging was, werd door één straatlamp omgetoverd tot een bruisende ontmoetingsplek waar tot middernacht allerhande activiteiten plaatsvinden. Zo produceren de Kinois hun stad. De ruimte behoort in Kinshasa aan wie haar gebruikt.
De skyline, de metro, de ziekenhuizen en de scholen, de luchthaven, de monumenten en de overheidsgebouwen: de fysieke vorm waarin een stad zichzelf toont en uitvindt, vertelt altijd een heleboel over de relaties tussen mensen en gemeenschappen in die stad. Voor Kinshasa volstaat dat echter niet, want uiteindelijk is het niet de materiële infrastructuur of de gebouwde vorm die haar tot een stad maakt. In Kinshasa bestaat de stad los van haar architectuur. Een bewuste planning van de stedelijke ruimte is er opgegeven of verdwenen. De stad wordt lukraak opgebouwd aan de hand van wat mensen als hun levensruimte creëren. De stedelijke ruimte wordt teruggebracht tot haar meest fundamentele functie: beschutting. Het zijn de woorden en debatten, de relaties en dynamieken van haar bewoners die Kinshasa tot een stad maken.
De gebouwen en de architectuur die het best functioneren in Kinshasa, zijn zo goed als onzichtbaar. Onder de bomen langs de hoofdstraten en boulevards van de stad vind je garages, schrijnwerkerijen, toonzalen voor sofa’s, bedden en ander meubilair, kappers, cementfabrieken, publieke schrijvers, bloemenwinkels, kerken en nog een hele rist van commerciële activiteiten en diensten. Geen van allen vinden ze plaats in een gebouw.
Je hebt in Kinshasa geen gebouw nodig om een garage te beginnen, de idee van een garage volstaat. Het enige materiële element dat nodig is om van een open ruimte een garage te maken, is een versleten autoband waarop de garage-eigenaar het woord quado schrijft. Quado is blijkbaar de naam van een gekende Belgische garage uit de koloniale tijd. Een touw tussen twee bomen volstaat om er de kranten van de dag aan op te hangen, waardoor meteen een ontmoetingsruimte ontstaat voor de parlementaires debout, die onder de bomen bijeenkomen om de kranteninhoud van commentaar te voorzien. Zij trekken hun agora, hun parlement op aan de hand van een retorische architectuur, een gebouw van gesproken woorden. De materiële infrastructuur en technologie is onbetrouwbaar en vaak onbereikbaar. Daarom nemen mensen hun toevlucht tot een infrastructuur die werkt, ook al is ze onzichtbaar voor ons.
Kinshasa is een lijfelijke stad. Waar de stenen en betonnen architectuur ontbreken of verbrokkelen, valt de stad terug op die andere materiële bouwsteen: het menselijke lichaam. Het loutere feit dat er zo veel lichamen samen bewegen, werken, eten, drinken, vrijen, bidden, dansen, lijden en hongeren geeft Kinshasa al haar eigen, vaak koortsachtige, innerlijke temperament en ritme. Deze “verlangende machine” -in de woorden van David Harvey- schept een zekere orde in de chaos van Kinshasa, of liever: deze lichamen leggen hun eigen, relationele logica op aan de stad.
lichaam is een van de weinige plekken waardoor de Kinois de rauwe functionaliteit van het leven als louter overleven kan overstijgen.
Het lichaam is de plaats waar persoonlijke en collectieve plaatsbepalingen, ervaringen en verbeeldingen elkaar ontmoeten en in elkaar versmelten. Het is een plaats waar zowel verlangen als walging, angst als droom vorm krijgen. Het lichaam creëert altijd een meerwaarde uit dit alles, een ongrijpbare esthetiek die de stad en haar architectuur van verval niet bieden.
De Kinois steken veel energie in hun overleven, in het voeden, kleden en helen van hun lichaam, maar ze hebben nog veel meer over om van hun lichaam een baken van schoonheid en perfectie te maken. Overal in de stad trainen jonge mannen hun lichamen op obsessieve wijze, ze oefenen de machinerie van elk lichaamsdeel en bouwen elke spier op door te boksen, worstelen, bodybuilden en andere vormen van fysieke training. De kapsels van jonge mannen worden steeds complexer, met ingewikkelde patronen en motieven waarvan de vormgeving uren werk vraagt. Ook vrouwen zijn steeds bezig hun lichamen te verbeteren, te tooien of te transformeren.
Ze gaan aan de slag met pruiken, kleren en -gevaarlijker maar wel heel populair- schoonheidsproducten om hun huid blanker te maken of hormonale preparaten om dikker te worden. Voor de Kinois is het lichaam het belangrijkste instrument om zichzelf waar te maken én om zowel de private als de publieke sfeer van de stad te creëren.
Het fysieke lichaam, met zijn specifieke ritmes, bepaalt het ritme van het stedelijke, sociale lichaam. Het allesomvattende lichaamswerk dat door de Kinois ondernomen wordt, brengt vaak ook bijzondere vormen van sociaal leven mee. Voor vrouwen is het vlechten van elkaars haar een collectieve onderneming, een gelegenheid om elkaar te ontmoeten, om samen naar tv-soaps te kijken of om nieuwtjes en roddels uit te wisselen. Ook spaarclubs en kredietorganisaties van vrouwen zijn vaak ontstaan rond initiatieven die met de zorg voor het lichaam te maken hadden -en die met mode, muziek of dans verbonden zijn.
Met het lichaam als bouwsteen krijg je een seksueel getinte stad. Wie op zoek is naar de codes die nodig zijn om de stedelijke kosmologie van Kinshasa te ontcijferen, moet het beeld en de betekenis van het lichaam voor ogen houden. Het lichaam verankert de stedelijke verbeelding waarvan het tegelijk de belangrijkste vindplaats is. Deze stedelijke verbeelding, die zich vaak in sterk masculiene termen uitdrukt, droomt Kinshasa als een gigantisch vrouwelijk lichaam, de benen wijd gespreid, vol verleiding en onvervulde beloften.
Als in de collectieve stedelijke verbeelding het geslacht van de stad vrouwelijk is, dan is de -mannelijke- bewoner ervan voortdurend opgewonden en geprikkeld. Als de stad gezien wordt als een vrouw -een verleidster, een hoer en soms zelfs een moeder- dan zal de manier om je in die stad te gedragen, om er een plek te veroveren een buitensporig mannelijke manier zijn. Het komen en gaan, het duwen en trekken van de stad dwingt de bewoner ervan in een permanente erectie, in voortdurende overdrijving, in een eindeloze zoektocht naar zichzelf. Het leidt tot nooit aflatende pogingen om zichzelf te realiseren door het vervullen van dat kloppende verlangen. Het leven in Kinshasa draait voortdurend rond de vervulling van alle beloften die de stad maakt maar nooit waarmaakt.
Vertaling en bewerking: Gie Goris

Kinshasa. Tales of the invisible city van Filip De Boeck en Marie-Françoise Plissart wordt uitgegeven door Ludion. ISBN 9055445282 In juni beschikbaar in Nederlandse vertaling. ISBN 90-5544-528-2

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.