Op deze EU top moet er over twee discussievragen een duidelijk antwoord komen: met hoeveel procent wil Europa haar emissies inkrimpen? En met hoeveel geld wil ze over de brug komen om de komende drie jaar de ontwikkelingslanden te steunen in de strijd tegen de opwarming?
Minder broeikasgassen
In het EU-energiepakket is eerder al afgesproken dat Europa 20 procent reductie van emissies tegen 2020 zal realiseren en dat dit kan opgetrokken worden tot 30 procent “als andere grote vervuilers vergelijkbare inspanningen doen”. De Britse premier Gordon Brown zei echter al in Kopenhagen dat de EU resoluut voor die 30 procent moet kiezen, ongeacht wat de andere industrielanden doen.
Toch liet voorzitter Zweden al horen dat het niet erg waarschijnlijk is dat die 30 procent er komt, gezien de economische crisis. Business Europe, de machtige lobbygroep van de grote industrieën, heeft EU al op het hart gedrukt niet verder te gaan dan 20 procent. Ook de Poolse minister voor EU-relaties vindt dat de EU niet hoger kan gaan dan 20 procent zonder een studie over de impact op de economie.
Volgens de wetenschappers zou er een reductie van 40 procent moeten gerealiseerd worden, om de opwarming onder de 2 ° C te houden. Zo’n reductie is ook haalbaar, zo blijkt uit een recente studie van het
Stockholm Environment Institute.
De EU gaat er ook van uit dat er in Kopenhagen nog geen bindend akkoord komt, maar dat dit er pas half 2010 zal komen.
Meer geld
En dan is er het debat over de onmiddellijke financiering, voor de periode die nog onder het Kyotoprotocol valt, van 2010-2012, de zogenaamde “fast start”. In het gelekte “Deense voorstel” waarover gisteren geruzied werd, werd een bedrag voorgesteld van 10 miljard dollar dat jaarlijks door de industrielanden zou worden opgebracht. Dat is effectief het voorstel van de VN. Europa heeft het over een bedrag van 5 tot 7 miljard euro per jaar. Op de EU-top van oktober is de commissie dit bedrag principieel al overeen gekomen. Zweden beloofde inmiddels al 765 miljoen euro, Groot Brittannië 880 miljoen euro. Denemarken engageert zich voor 162 miljoen euro, maar een deel daarvan zou komen van ontwikkelingshulp, wat volgens ActionAid Denemarken onverantwoord is. ‘Klimaatwijziging kan geen excuus zijn voor politici om hun engagement om armoede te bestrijden, te breken. De EU-lidstaten moeten in de klimaatproblematiek meer leiderschap tonen en een apart klimaatfonds in het leven roepen. Rijke landen hebben een klimaatschuld uitstaan die moet vereffend worden’, aldus Frans Mikael Jansen, secretaris generaal van ActionAid Denemarken.
De ontwikkelingslanden noemen die 10 miljard dollar per jaar belachelijk weinig en krijgen voor die mening de steun van de Amerikaanse miljardair George Soros. Soros stelde voor om meer IMF geld vrij te maken dat aan de rijke landen is toegekend in een fonds voor CDMs, projecten voor schone ontwikkeling in het Zuiden. Dit is een bedrag dat oploopt tot 100 miljard dollar. Een Coalitie tegen de armoede “Stamp out Poverty” suggereert dat makkelijk 54 miljard euro per jaar kan bijeengebracht worden via internationale mechanismen zoals taksen op luchtvaart, de scheepvaart en de wereldwijde financiële transacties.
De ontwikkelingslanden vragen 160 miljard dollar per jaar, om voor de armste landen de impact van de opwarming te bestrijden, om ontbossing tegen te gaan en nu al levens te redden.
De lange termijn
Een ander discussiepunt is het bedrag dat moet vrijgemaakt worden tegen 2020 voor adaptatiesteun in de ontwikkelingslanden. Hiervoor wordt minimum 100 miljard euro genoemd. Daarvan zou 22 tot 50 miljard van de EU moeten komen, uit publieke middelen, dat betekent concreet dat elke lidstaat daarin zijn deel moet doen. De andere helft zou moeten aangeleverd worden door de veiling van de emissierechten, door privéprojecten en door de ontwikkelingslanden zelf.
Kumi Naido, directeur van Greenpeace benadrukte echter: ‘Geld is een sleutelelement waarmee de rijke landen vertrouwen kunnen inboezemen bij de arme landen. Maar behalve geld is er politieke wil nodig om het probleem op te lossen en om tot een bindend akkoord te komen.’