Gevangenissen zijn vergeetputten

De harde aanpak van misdaad is een dure mislukking, daarover zijn de meeste rechters, gevangenisautoriteiten en politici het eens in Nieuw-Zeeland. Hun antwoord ligt niet in een zachte, maar in een gemeenschapsgerichte aanpak, in de zogenaamde herstelbemiddeling. Vergelding wordt vervangen door herstel, slachtoffers krijgen een hoofdrol in een verhaal dat de bedoeling heeft om de misdaad terug te dringen en daders krijgen alsnog een kans om terug op het rechte pad te geraken.
Nu in België de eerste experimenten met herstelbemiddeling opgezet worden, trok Weeldwijd Magazine naar onze tegenvoeters om de ervaringen op te tekenen van slachtoffers en daders en te peilen naar het effect op de gemeenschap. Een reportage vanuit een land waar vergeetputten vervangen worden door gespreksgroepen.

De mensen lopen niet op hun handen en de koffie valt niet uit je kopje, maar de seizoenen staan wel degelijk op hun kop aan deze kant van de wereld. Het is half maart en de zomer loopt op zijn laatste benen in Nieuw-Zeeland. De dagen beginnen meestal veelbelovend met veel en helder zonlicht, maar de namiddagen schilderen zware wolken aan de hemel. De dreiging van een nakende herfst hangt dan over Auckland, de stad van de duizend zeilen waarin meer dan een miljoen mensen een thuishaven vonden.

Auckland ligt uitgespreid over tientallen vulkanische heuvels, die allemaal op een of andere manier uitlopen in het eindeloze blauw van de Stille Oceaan. De straten van het centrum worden overwegend bevolkt door blanken die een Engels spreken waarvoor een middelbaar scholier bij ons een onvoldoende zou krijgen. De Pakeha, zoals de Nieuw-Zeelanders van Europese afkomst genoemd worden, hebben de hele stad echter niet voor zichzelf. Auckland huisvest immers ook zo’n honderdduizend Maori, de oorspronkelijke bewoners van Aotearoa, het Land van de Lange Witte Wolk. De Maori en de recente immigranten uit Samoa, Tonga, Fiji en de andere eilanden uit de Stille Zuidzee wonen echter niet in het hart van de stad en niet aan de haven. Voor hen moet je zuidwaarts.

HET LAND VAN DE HOUTEN HUIZEN

South Auckland wordt gescheiden van de rest van de stad door een brede industriële gordel. Oude fabrieken, nieuwe commerciële zones en de Baai van Manukau vormen een berlijnse muur waarachter de etnische uitsluiting min of meer verborgen blijft. De bus voert me door de straten van de steeds bruiner wordende wijken, maar de uiterlijke kenmerken van getto’s en banlieus blijven uit. Geen betonnen woestijn, geen huurkazernes, geen uitgebrande auto’s of straathoekverkopers in zicht. Elke stad heeft haar Seefhoek of Kanaalzone, maar telkens ziet die zogenaamde probleemwijk er anders uit. In Otara zijn de houten bungalows klein, de gazons groen en de kinderen spelen er ver van straat. De wijk ziet er meer uit als een tuinwijk dan als een broeiplaats van achterstelling en criminaliteit. Schijn bedriegt echter, ook onder het zuiderkruis.

‘Ik woon hier twintig jaar’, zegt Lesha. ‘In die periode werd hier twaalfmaal ingebroken. En dat is gerekend zonder gestolen fietsen en auto-inbraken. Otara is geen veilige plek om te wonen, maar welke wijk of gemeente is dat wel?’ Lesha Williams, haar echtgenoot Frank en hun drie dochters wonen langs een drukke baan. Ze kennen de buren niet, maar zijn wel gehecht aan het huis waarin Lesha opgroeide. ‘Wij waren woedend toen we op een vrijdagavond in september merkten dat ze weer eens langsgeweest waren. Ze hadden onze moeizaam bij elkaar gespaarde spullen mee, een video, het playstation van de kinderen, een camera met een film in van een recente vistrip en een stereoketen. Het ergste was dat ook mijn juwelenkistje verdwenen was. Daarin zaten de melktanden van de kinderen. Die wou ik hen op hun eenentwintigste verjaardag cadeau doen.’

Inbraken, overvallen, autodiefstallen, moorden en verkrachtingen zijn dagelijkse kost in de Nieuw-Zeelandse media. Het paradijselijke land met zijn joviale burgers scoort bijzonder slecht in internationale statistieken wat misdaad betreft en nog slechter als het gaat over gevangenissen. Alleen de VS sluiten meer mensen op in vergelijking met het aantal inwoners. Op zestien maart pakt de New Zealand Herald breed uit met het bericht dat justitieminister Goff een wetsontwerp klaar heeft om de ergste misdadigers zwaarder aan te pakken. Langere celstraffen, minder kans op vervroegde invrijheidstelling en meer mogelijkheden om de slachtoffers te vergoeden voor lichamelijke of emotionele schade zijn de kernpunten van zijn voorstel. Met dit wetgevend initiatief antwoordt de minister op het overweldigende JA! dat Nieuw-Zeelanders anderhalf jaar geleden tijdens een referendum gaven op de vraag: ‘Moet ons rechtssysteem aangepast worden door meer nadruk te leggen op de noden van slachtoffers, door hen herstel en compensatie te bieden en door langere straffen en dwangarbeid op te leggen aan alle ernstige gewelddadige overtredingen?’ Tweeënnegentig procent van de Kiwi’s antwoordden positief, al weet niemand met zekerheid op welk van de deelvragen dat enthousiasme slaat. De krant twijfelt niet en drukt, naast een ruime analyse van het wetsvoorstel, de foto’s af van vier bekende en verafschuwde criminelen. Paul Dally, Genesis Mahanga, David Poumako en Taffy Hotene kijken, door de lens van de politiecamera, recht in mijn ogen. Ze hebben gemoord, verkracht en geplunderd. Dally, bijvoorbeeld, ontvoerde, mishandelde en verkrachtte de dertienjarige Karla Cardno, die hij ook nog levend begroef. Hij kreeg levenslang, maar onder de huidige wetgeving zou hij al na tien jaar vervroegd vrij kunnen komen. Het nieuwe voorstel trekt dat meteen op tot minimaal zeventien jaar. ‘Sommige criminelen zouden best nooit meer vrijkomen’, zegt rechter Mick Brown, een beminnelijke man en een groot pleitbezorger van herstelbemiddeling. ‘Het overgrote deel van de gevangenen had echter nooit opgesloten mogen worden.’

HET LAND VAN DE OMMEKEER

Lesha Williams herkent het dilemma. Haar eerste reactie na de inbraak was ook: ‘Sluit de klootzakken op en gooi de sleutel in de zee.’ De blik in Lesha’s ogen toont dat ze die gevoelens nog niet helemaal kwijt is. Tegelijk wou ze helemaal niet dat de dader in de gevangenis zou belanden. ‘De stereoketen die gestolen was, noemden we Damien’, zegt ze met een verontschuldigende blik. ‘Je moet niet denken dat wij geschift zijn omdat we een stereoketen een naam gaven’, voegt ze er aan toen. ‘Damien, zo heette Frank’s dierbaarste neef van wie we dat toestel kochten toen hij in financiële moeilijkheden zat. Kort daarna werd hij opgepakt wegens diefstal en veroordeeld tot een gevangenisstraf. De jongen kon dat echter niet aan en pleegde zelfmoord. Zonde, het was zo’n prachtkerel.’

Toen de politie rond Kerstmis belde met de mededeling dat de dader geklist was, was Lesha al wat minder wraakzuchtig gestemd. Ze wou vooral vergoed worden voor de geleden schade. Even later kreeg ze een tweede telefoontje, ditmaal met de vraag of ze bereid was om de achttienjarige dader te ontmoeten in een Family Group Conference. ‘De bedoeling was dat wij, de slachtoffers van een tiental andere inbraken waarbij de dader betrokken was, de dader zelf en zijn familie zouden samenkomen om te praten over de schade en over manieren om die schade te herstellen. Frank was meteen akkoord. “Dan ken ik het gezicht van de stommeling en kan ik hem een goed pak slaag geven”, was zijn eerste reactie. Maar daarvoor is zo’n bijeenkomst natuurlijk niet bedoeld.’

Iedereen krijgt tijdens een herstelbijeenkomst de kans om zijn verhaal te doen, maar de slachtoffers bepalen het ritme en de uitkomst. Lesha begon met te zeggen hoe wit van woede ze was en hoe wanhopig door het verlies van de melktanden. ‘Kijk me aan’, zei ze toen de dader naar de grond bleef staren, ‘ik ben het die spreekt, niet de aarde.’ Ze maakte er ook geen geheim van dat Frank de dader het liefst van al zou willen aftroeven. De jongen verontschuldigde zich en probeerde uit te leggen hoe hij op sleeptouw genomen was door de twee neven van zijn vriendin. Lesha geloofde hem maar half. ‘De dader kon zich heel moeilijk uitdrukken en toen hij zich tot zijn moeder richtte, om zich tegenover haar ook te verontschuldigen, begon hij te wenen. Zijn moeder stond recht en zei dat ze tot in het diepste van haar hart beschaamd was voor het gedrag van haar zoon. Ze vertelde hoe ze van Tonga naar Nieuw-Zeeland gemigreerd was om voor een betere toekomst te werken en hoe moeilijk het sindsdien geweest was met haar zoon. Die vrouw zien breken, deed mij van houding veranderen.’

Een Family Group Conference kan niet beslissen welke straf een overtreder krijgt, maar de deelnemers kunnen wel een voorstel doen aan de rechter. De overtreder moet tegemoet komen aan de verlangens van de slachtoffers, maar vaak zijn het de slachtoffers die zich het lot van de dader aantrekken. In het verhaal van Lesha werd voorgesteld dat de inbreker een aantal uren gemeenschapsdienst zou doen en dat hij zo snel mogelijk werk zou zoeken, ‘om te beseffen wat het betekent als je voor de dingen die je wilt, moet zwoegen en sparen’. ‘Ik voelde me goed na die bijeenkomst’, zegt Lesha ‘omdat wij die jongen een nieuwe kans konden geven. Ik geloof dat zijn ogen open gegaan zijn. Dat is mij meer waard dan een nieuwe video.’

HET LAND VAN DE VRIENDEN

Een sportieve adolescent flitst me links voorbij op zijn rollerblades, springt over de drempel en verdwijnt in de gang. Er ligt tapijt maar dat deert hem niet. Twee jonge Maori wandelen binnen en eentje komt buiten. Ergens roept een volwassene dat iedereen haast moet maken, maar niemand lijkt te denken dat die oproep met hem te maken heeft. Welkom in Huisje Weltevree, Kiwi-versie. In dit huis-in-de-rij woont Terry met zijn zoon en met vier geplaatste jongeren. Elk van hen werd door de rechter als redelijk tot volkomen hopeloos geklasseerd. Hier krijgen ze echter nog een knuffel en een kans. Ze zien er uit als gepatenteerde gangsta-rappers en ze blijken alles te weten van inbraken en autodiefstal, ook al zijn ze nog geen zeventien. Roland, bijvoorbeeld, is pas dertien. Hij heeft zijn hele leven doorgebracht in instellingen. Zwarte muts over zijn breed uitstaande kroezelhaar, veel te ruime broek, te oud voor zijn leeftijd. Hij zit in zichzelf gekeerd toe te kijken hoe ik redelijk vruchteloos probeer een gesprek op gang te brengen over hun toekomstkansen en -verwachtingen. Plots staat hij in het midden van de kamer, klaar om een van de andere jongens aan te vallen. De begeleiders reageren als knipmessen en halen de twee vechthanen uit elkaar. De rust zal van de hele avond niet weerkeren, al is Roland achteraf de enige waarmee een zinnig gesprek te voeren valt. Zijn toekomst? Een schijntje glimlach trekt over zijn gezicht. Hij wil weg uit Auckland, want hier heeft hij alleen vrienden die op het randje van de wettelijkheid leven en er vaak een heel eind over gaan. ‘Ik kan niet neen zeggen’, geeft Roland toe, ‘ik wil bij de groep horen. En als dat betekent dat ik mee moet als de anderen een auto willen stelen, dan moet dat maar.’ Hij hoopt op een dag noordwaarts te kunnen trekken, naar zijn zuster. Weg uit de stad betekent voor hem weg uit de onontkoombare spiraal van uitsluiting, misdaad en straf. Het betekent ook terug naar het land, naar de familie, naar de stam. Als dat mogelijk is.

HET LAND VAN DE LANGE WITTE WOLK

We rijden over de Auckland Bay Bridge, volgen de North Western Highway en klimmen daarna langs bochtige wegen de heuvels in. ‘Hier verblijven heel wat behoorlijk nare kerels’, zegt Hemana Waaka als hij zijn 4x4 parkeert tegenover de Auckland Regional Prison. De metershoge, glimmende prikkeldraad rond de laaggebouwde gevangenis laat er geen twijfel over bestaan: wie hier binnengebracht wordt, moet niet hopen er op eigen kracht weer uit te geraken. Maximale veiligheid, heet deze hedendaagse slotgracht met tv-camera’s, prikkeldraad en andere afschriktechnologie.

Hemana Waaka is een stevig uitgebouwde vijftiger in kaki bermuda’s. Hij brengt me naar een alleenstaande bungalow en offreert me een plastic bekertje gevangeniskoffie. Bij de eerste vraag die ik hem stel, schuift hij zijn zonnebril achteruit en sluit zijn ogen. Ik probeer te verduidelijken, maar hij gebaart dat hij de vraag best begrepen heeft, maar dat hij even tijd neemt om na te denken. ‘Pas als ze achter de tralies belanden’, begint hij, ‘beseffen de meeste gevangenen dat ze niet weten wie ze zijn.’ Waaka antwoordt op de vraag hoe hij verklaart dat de gevangenispopulatie voor meer dan de helft bestaat uit Maori, terwijl ze maar vijftien procent van de bevolking uitmaken. ‘De voorbije decennia zijn veel Maori van het platteland naar de stad getrokken, op zoek naar werk. De armoede en de ontreddering waarin ze terechtkwamen zijn voor een groot deel verantwoordelijk voor de verschrikkelijke cijfers waarnaar je verwijst.’ Bob Newson, momenteel werkzaam in de officiële mensenrechtencommissie maar voordien werkzaam in de gevangenissector, twijfelt aan de cijfers. ‘De meeste mannen die ik in de gevangenis moest inschrijven, waren van gemengde achtergrond’, zegt hij. ‘Als ik iedereen die zowel Maori als Pakeha ouders had inschreef als Pakeha, dan kreeg ik een totaal ander beeld van de relatie tussen criminaliteit en etniciteit. Vergeet niet dat anderhalve eeuw geleden de blanken degenen waren die wet noch traditie respecteerden. Misschien is hun erfenis vooral zichtbaar in de gemarginaliseerde halfbloeden.’ Toch blijft het feit dat meer dan de helft van de veroordeelden zich als Maori identificeren.

Hemana Waaka is zelf ook Maori die wel weet wie hij is, want hij weet waar hij vandaan komt. ‘Een Maori heeft maar een toekomst als hij een verleden heeft’, zegt hij. Waarop hij zich voorstelt aan de hand van een complexe whakapapa, zoals de stamboom in het maori heet. Hij noemt de kano waarmee zijn voorouders arriveerden op de kusten van Aotearoa. Hij somt de bergen en rivieren op waar zijn voorouders leefden, de stammen en deelstammen waartoe hij behoort langs de kant van zijn moeders vader, zijn moeders moeder, zijn vaders vader en zijn vaders moeder. ‘Een Maori die niet in staat is zijn relatie met het land en met het verleden aan te geven, is niemand’, herhaalt Hemana Waaka. Hij gelooft dat het voor veel van de verloren gelopen Maori waarmee hij werkt in de gevangenissen een enorme stap voorwaarts is als ze erin slagen om opnieuw aan te knopen bij de traditie die ze uit het oog verloren zijn. Hij zoekt zelf uit tot welke stam of clan een veroordeelde behoort en hij tast de mogelijkheden van die groep af om de “verloren zoon” op te nemen. Hij zet taalcursussen op en werkt aan de bereidheid van de gevangen Maori om zich te integreren in een cultuur die ze nauwelijks kennen maar waartoe ze traditioneel behoren. ‘Ik kijk niet naar de misdaden die iemand beging’, besluit Waaka, ‘ik richt mijn aandacht op de mogelijkheid om concrete mensen te helen.’

HET LAND VAN HOHOUTONGO

Naida Glavish zet zich aan het openstaande raam. ‘Ik rook’, zegt ze. ‘Waar rook is, is vuur’, zeg ik, denkend aan de gespreksavond over alternatieve straffen waarop ik Naida de eerste keer aan het werk zag. ‘Als gevangenissen het antwoord zijn’, zei ze, en ze keek het publiek aan met een blik die mij deed denken aan Maori krijgers in volle oorlogsdans, ‘dan heeft iemand zich van vraag vergist. Gevangenissen zijn gemakkelijkheidoplossingen en vergeetputten. We moeten de moed opbrengen om te praten over de grond van de zaak. Misdaad is immers altijd een teken dat er iets fout gaat met mensen en in de maatschappij en bovendien maakt elke misdaad de problemen nog groter. We moeten de samenleving helen en haar de spiritualiteit teruggeven die mensen met elkaar verbindt.’ Naida Glavish spreekt niet over restorative justice als ze het over herstelgerichte rechtsspraak heeft, maar over hohoutongo. Ergens in haar whakapapa heeft ze Kroatisch bloed, maar ze is opgevoed door haar Maori grootouders in een Maori gemeenschap en ze identificeert zich volkomen met de Maori tradities. Haar pleidooi tegen gevangenissen was zo vurig dat de conservatieve politica die kwam pleiten voor meer en strengere straffen niet meer voorkwam in het stuk.

Naida steekt een sigaret op en blaast de rook de laatzomeravond in. Ze is nog even zeker van zichzelf, al maakt het verhaal dat ze onder vier ogen vertelt haar veel kwetsbaarder. Haar betrokkenheid bij herstelbemiddeling heeft, zo blijkt, alles te maken met het feit dat haar eigen zoon en drie neven gearresteerd werden omdat ze in een nachtelijk handgemeen met politieagenten in burger verwikkeld geraakt waren. Toen ze vernam dat de vier mannen voor de rechtbank verschenen, haastte ze zich naar het gerechtshof en vroeg het woord. ‘Edelachtbare’, begon ze -en ze wordt weer helemaal kwaad, de tanden even op elkaar geklemd, haar ogen gaan over de hoofden van de rechter, de jury, de pro-deo advocaten en de aanwezigen- ‘Edelachtbare, ik zie hier vier jonge mannen in de beklaagdenbank en ik zie hun vonnis al geschreven staan op de gezichten van iedereen die over hen zal beslissen. De jury, edelachtbare, ziet er anders uit dan de beklaagden. De politieagenten zien er anders uit, de advocaten die hen toegewezen werden zien er anders uit, de aanklager ziet er anders uit en, met respect, ook u edelachtbare ziet er anders uit. Deze vier Maori mannen hebben in deze rechtbank minder kans op rechtvaardigheid dan Maori krijgers hadden in de oorlog tegen de kolonisatoren.’ Naida keert terug naar de kamer waar ze met mij zit te praten en kijkt me aan om te zien of ik het begrijp. Als ze zeker is dat ik volg, begint ze een lang en ingewikkeld verhaal over het gevecht om voor de vier Maori een herstelbemiddeling te verkrijgen. Uiteindelijk resulteerde haar inspanningen in een lichtere gevangenisstraf voor haar zoon en zijn drie kompanen, maar in ruil daarvoor werd hun bewegingsvrijheid beperkt en kregen ze gemeenschapstaken opgelegd. Het belangrijkste voor Naida Glavish was de thuiskomst van de jonge mannen. Ze organiseerde een formeel onthaal op de marae, het traditionele Maori gemeenschapscentrum. ‘De gevangenis uit je hoofd krijgen duurt langer dan de tijd die je er doorbracht. Daarom wou ik het hele proces van genezing, dat begon met het herstellen van de waardigheid van de gemeenschap, afronden met een zuiveringsritueel. De voorouders waren aanwezig, de families en clans waren er en iedereen deelde in de schaamte om wat gebeurd was en in de vreugde voor het nieuwe begin dat mogelijk werd dankzij het gemeenschapswerk dat de vier gingen doen. Een donkere wolk werd van hun gelaat verdreven en hun relatie met de hun heilige innerlijkheid werd hersteld.’

Het verhaal van Naida Glavish doet me denken aan Once were warriors, het boek van XX Hunt dat wit en bruin me aanraadt en waarvan de verfilming ook bij ons in de videotheken te vinden is. De eindeloze verhalen van geweld en verval in de fictieve Maori-gemeenschap van Pine Block wordt in deze roman gekeerd door het optreden van een Maorileider. Hij vraagt op een bepaald moment: ‘Als de storm onze huizen verwoest, gaan we dan zitten kniezen en schelden op de wind? Neen, we zetten ons recht en herstellen alles dat kapot gemaakt werd.’ De Maori moeten de vleok van het koloniale verleden zelf overwinnen en dat kan maar door te steunen op hun eigen tradities, vindt ook Naida.

HET LAND NA DE LIBERALISERING

De voorouders staren me aan met hun schelpen ogen die oplichten in het donkerbruine hout waaruit de beelden gesneden zijn. Ik groet beleefd maar onmondig, iemand prevelt de vereiste woorden en gebeden in mijn plaats. Wharia marae is een ontmoetingsplaats voor stedelijke Maori en is daarom niet gebonden aan een of andere clan. Dat levert een veelheid aan beelden en symbolen op, een hardhouten pleidooi voor diversiteit. In een van de zijgebouwen zit een man geduldig komkommer in fijne schijfjes te snijden, elders zijn vrouwen druk in de weer met het assembleren van plastic kleerhangers. Het geld voor de gemeenschap moet ergens vandaan komen. Ik ben hier omdat minister Matt Robson deze plek gekozen heeft voor zijn Aucklandse afspraken. Robson is verantwoordelijk voor de departementen ontwapening, ontwikkelingssamenwerking, land, gerechtshoven en corrections -waarvoor het Nederlandse strafinrichtingen een ontoereikende en zelfs foutieve vertaling zou zijn.

‘De hele staatswinkel stond te koop’, zegt Robson, verwijzend naar het doorgedreven privatiseringsbeleid van de voorbije vijftien jaar. Een nieuwe gevangenis in Auckland werd al in handen gegeven van de Australisch-Amerikaanse firma AMC en de rest van de pakweg zesduizend bedden zou volgen. De Kiwi-kiezers zorgden er echter voor dat die neoliberale kermis niet doorging. Het contract met AMC werd opgezegd en de overheid wil zelf weer een rol spelen, samen met groepen en organisaties van het maatschappelijke middenveld. De budgettaire middelen om die ambitie waar te maken komen eraan, belooft de minister. Hij gelooft dat herstelbemiddeling in de gerechtelijke procedures uit dezelfde inspiratiebron putten als zijn eigen anti-privatiseringsbeleid. ‘Winst en competitie staan niet langer centraal, maar gemeenschap en samenwerking’, zegt Matt Robson. ‘De liberale politiek van de jaren negentig schreef eerst de zwakste mensen af en stopte ze daarna in de gevangenis, als ze vervelend werden voor de elite die profiteerde van het gevoerde beleid. Wij willen dat omkeren, het weefsel van de maatschappij herstellen en versterken. Wij geloven in een samenleving waarin gekwetste mensen, succesrijke burgers en zelfs overtreders van de wet samen het fundament kunnen vormen van een nieuwe toekomst.’

‘Mijn geloof in de menselijkheid van de mensen werd hersteld’, zegt Andrew Geddes. Hij begeleidt dagelijks gevangenen in het verwerven van beroepsvaardigheden, maar als hij zijn verhaal vertelt zet hij die pet af en wordt hij een gewone burger. Vorig jaar was hij slachtoffer van een autodiefstal. De dader was onder invloed van alcohol en drugs en werd gevat. Hij kwam uit een familie met een zwaar verleden. Andrew Geddes nam, ondanks zijn oorspronkelijke woede, deel aan een bijeenkomst voor herstelbemiddeling en was blij verrast door de moed en de eerlijkheid die hijzelf en alle andere deelnemers opbrachten en door de eenstemmige wil om de dief uit zijn vastgelopen leven te tillen en hem een nieuwe kans te geven. ‘Alleen de verzekeringsmaatschappij kent het woord verzoening niet’, zegt hij. ‘Hun eis tot vergoeding is een hypotheek op de toekomst van iemand die goed beseft dat zijn stoppen doorgeslagen waren door teveel alcohol te drinken. Gelukkig zijn mensen verstandiger dan bedrijven.’

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.