Dossier-Belliraj: chronologie 1971-2009

De affaire-Belliraj omspant vier decennia. Een overzicht:

Belangrijke noot vooraf: onderstaand chronologisch overzicht is gebaseerd op talrijke uiteenlopende bronnen: gesprekken met insiders, rapporten van het Comité I, krantenartikels, parlementaire vragen… Tussen 16 februari en 17 maart 2008 werd Belliraj in Marokko ondervraagd, vier keer door de politie en twee keer door onderzoeksrechter Chentoufi. Wanneer uit die 58 pagina’s verhoren geciteerd wordt, geven we dat aan met een (*) sterretje.

JAREN VIJFTIG EN ZESTIG

■ Abdelkader Belliraj werd in 1957 in Marokko geboren en groeide op in een gezin met zes kinderen. Hij ging naar de lagere school in Douar Boughmaren en vervolgens naar het college Al-Kindi in Nador. Omstreeks zijn zevende begon Belliraj zich voor religie te interesseren. Hij bezocht de moskee in Douar Boughmaren en tijdens de vakantie ging hij naar de koranschool.

JAREN ZEVENTIG

■ Op 9 oktober 1971 kwam Abdelkader als veertienjarige naar Brussel, waar zijn vader Mimoun in de glasfabriek Durobor werkte. Abdelkader ging naar school in ’s Gravenbrakel en het college Saint Joseph in La Louvière, en studeerde vervolgens Industriële Elektriciteit in Saint-Luc in Bergen, waar hij in 1980 zijn diploma haalde.
■ Als reactie op een aanslag op de Boeing van koning Hassan II werden in 1973 de DGED (Direction Générale des Etudes et de la Documentation) en de DGST (Direction Générale de la Surveillance du Territoire) opgericht. De DGST moest waken over de binnenlandse veiligheid, de DGED werd uitgestuurd naar het buitenland, onder meer om de Marokkaanse diaspora in West-Europa in de gaten te houden. In België knoopten de DGED en de DGST goede betrekkingen aan met de Staatsveiligheid onder leiding van Albert Raes. Ze kwamen tot een gentleman’s agreement: de Staatsveiligheid zou ‘excentrieke gedragingen’ in de Marokkaanse gemeenschap opvolgen en de DGED informeren als er bedreigingen waren tegen de openbare orde in België of Marokko.
■ Vanaf 1979 werd Belliraj praktiserend moslim. Hij begon religieuze werken te lezen en liet zijn baard staan. Hij nam deel aan religieuze conférences in moskee Al-Khalil in Molenbeek en Al-Muwahidin in Laken. (*)
■ Belliraj werkte vijf jaar bij Forges de Clabecq en begon daarna op de studiedienst van de Christelijke vakbond CSC, waar hij studies maakte over de migratie uit Noord-Afrika.
■ Belliraj trouwde in 1979 met Karima Nasseri. Samen hebben ze drie kinderen: O., C. en K. In 1990 zou het huwelijk op de klippen lopen.

JAREN TACHTIG

■ In 1980 ontmoette Belliraj de stichter van de sjiitische Mouvement Islamique Révolutionaire Marocain. De ontmoeting vond plaats op de Iraanse ambassade in Brussel. De man gaf Belliraj exemplaren van het tijdschrift Mouvement Islamique Révolutionaire Marocain, dat de noodzaak van een regimewissel in Marokko onderstreepte: er zou een nieuw regime moeten komen geïnspireerd door Iraanse ervaring.
 (*)
■ In 1980 reisde Belliraj naar Teheran om de eerste verjaardag van de Islamitische Revolutie te vieren. De ambassade van Iran nam de kosten van de reis op zich. Bellijra woonde gedurende twee weken in een hotel studiedagen bij over de Iraanse revolutie. (*)
■ In 1983 reisde Belliraj naar Libanon, waar hij van een Palestijn theorielessen kreeg over vuurwapens. Omwille van omstandigheden kon Bellira niet op het terrein oefenen met vuurwapens. (*)
■ In de jaren tachtig werden de contacten tussen de DGED en de Staatsveiligheid intenser. Het is uitgerekend in die periode van goede samenwerking tussen België en Marokko dat Belliraj voor het eerst in de picture kwam. Sinds het begin van de jaren tachtig was Belliraj bij de Staatsveiligheid gekend als extremistisch islamist en pro-Iraans opposant van de Marokkaanse Koning.
■ Belliraj werd in 1986, 1988, 1990, 1993 en 1999 geobserveerd door de Staatsveiligheid, die geïnteresseerd was in zijn sjiitisch profiel. ‘Op ons initiatief hebben we met de Marokkanen over mijnheer B. gesproken’, zegt Alain Winants, administrateur-generaal van de Staatsveiligheid. ‘Dat was op het ogenblik dat B. meer fundamentalistische opvattingen kreeg. Hij was dus gekend in de relatie tussen onze dienst en de Marokkanen.’
■ In 1987 trainde Belliraj in een schietclub in Brussel. (*)
■ Eind jaren tachtig begon Belliraj in het Brusselse Marokkaanse studentenmilieu mensen te rekruteren. Ze waren overtuigd van de noodzaak van jihadistische actie in Marokko. (*)
■ In 1988 installeerde Belliraj zich in Algerije gezien het succes van het Front du Salut Populaire. Hij kwam er in contact met de terreurorganisatie Aboe Nidal. Hij kreeg onder meer de opdracht informatie in te verzamelen over Saoedische persoonlijkheden in België. (*)
■ Volgens Belliraj probeerde de DGED hem vanaf de jaren tachtig te rekruteren om te spioneren in de Marokkaanse gemeenschap.
■ In pv’s van de rijkswacht duikt Belliraj herhaaldelijk op: in 1986 voor vrijwillige slagen en verwondingen en fraude binnen de vakbond CSC, in 1987 voor misbruik van vertrouwen en op verdenking van wapentrafiek, valse paspoorten en ‘lidmaatschap van een radicale organisatie’.
■ 23 juli 1988: Raoul Schouppé werd neergeschoten achter de toog van zijn kruidenierswinkel aan het Zuidstation. Schouppé was ex-militair. In de Marokkaanse gemeenschap in Brussel deden (foutieve) geruchten de ronde dat hij joods was. Belliraj bekende de moord aan de Marokkaanse politie (maar trok de bekentenissen later weer in): ‘Ik heb hem vastgegrepen door het gat in het glazen venster dan ons van elkaar scheidde. Ik heb hem een kogel in het hoofd geschoten. Daarna zijn we naar huis gegaan, zonder dat iemand ons heeft gezien.’ (*)
■ 16 augustus 1988: De homoseksuele kleermaker Marcel Bille werd met één kogel in het hoofd omgebracht. Een wandelaar ontdekte in een bos in Kasteelbrakel zijn levensloze lichaam. Belliraj, in zijn verhoor van 16 februari 2008: ‘Hij had seksuele betrekkingen tegen betaling met Marokkaanse studenten die het financieel niet breed hadden. Op een zondagochtend in het jaar 1989 ben ik naar een café gegaan vlakbij het Brusselse Zuidstation waar ik wist dat de jood zou zijn. Ik ben met hem aan de praat geraakt en ik heb hem rendez-vous gegeven voor diezelfde avond. Ik liet hem geloven dat ik met hem naar bed wou.’ Belliraj zou met Bille naar een bos in de buurt van Brussel zijn gereden. ‘Ik heb gewacht tot hij even niet goed oplette. Ik heb mijn GP 9mm naar zijn hoofd gericht en ik heb een kogel in zijn hoofd geschoten. Daarna heb ik daar ter plaatse zijn lichaam met mijn beide voeten uit de auto geduwd en laten liggen.’(*)
■ 29 maart 1989: Imam Abdallah Al Ahdal en zijn adjunct Salem Bahri werden neergeschoten aan de Grote Moskee. De aanslag werd opgeëist door de Soldaten van de Gerechtigheid. Belliraj tijdens zijn verhoor aan de Marokkaanse politie: ‘Al Ahdal had de fatwa tegen Salman Rushdie bekritiseerd. Hij werd een doelwit op vraag van de organisatie van Aboe Nidal, met als tussenpersoon Abou Ali de Palestijn, de vertegenwoordiger van Nidal in Algerije. Toen we alle informatie over hem hadden verzameld, zijn we tot de conclusie gekomen dat we hem het best konden vermoorden in het Islamitisch Centrum, dat open was voor het publiek. Ik heb aan mijn medeplichtigen gevraagd om hem fysiek uit te schakelen.’ (*)
■ 20 juni 1989: Egyptenaar Samir Jah al-Rasul, chauffeur van de Saoedische ambassade, werd vermoord in de hal van zijn flat in Elsene. De aanslag werd opgeëist door de Organisatie van Vrije Volkeren op het Arabisch Schiereiland. Belliraj zou zelf niet hebben geschoten, verklaarde hij in 2008 aan de Marokkaanse politie: ‘Ik hield de omgeving van het huis in het oog. Ik heb het moordwapen achteraf in het riool gegooid. Daarna heb ik Aboe Ali de Palestijn gecontacteerd en ik heb hem geïnformeerd van de afloop van de operatie. Achteraf heb ik via de media vernomen dat het slachtoffer niet het juiste doelwit was.’ Het “juiste” doelwit was een Saoedische diplomaat.
■ 3 oktober 1989: Dokter Joseph Wybran, voorzitter van het Coördinatiecomité van Joodse organisaties, werd met één kogel in het hoofd doodgeschoten op de parking van het Erasmusziekenhuis. De Soldaten van Gerechtigheid eisten de aanslag op. Belliraj tijdens zijn verhoor door de Marokkaanse politie in 2008: ‘We wilden Wybran vermoorden omdat hij radicaal zionistische standpunten verdedigde. Op 3 oktober 1989 ben ik met mijn auto naar het ziekenhuis gegaan waar hij werkte.’ Een handlanger zou Wybran hebben neergeschoten. Belliraj: ‘We zijn samen gevlucht in mijn auto. Het moordwapen heb ik in het riool gegooid. Na de operatie heb ik de groep van Aboe Nidal in Algerije op de hoogte gebracht.’
■ De rijkswacht werd getipt over de rol van Belliraj in illegale wapentrafiek, maar vond daarvoor geen harde bewijzen. Ook de Staatsveiligheid stelde in de jaren tachtig en negentig rapporten op over Belliraj en handel in wapens en explosieven. Het is dan ook niet verwonderlijk dat eind jaren tachtig Belliraj’ eerste naturalisatie-aanvraag door de Kamer werd verworpen. De Staatsveiligheid had een uitgesproken negatief advies gegeven.

JAREN NEGENTIG

■ De jaren negentig waren een scharnierperiode voor de Belgische Staatsveiligheid: tot dan beperkte de interesse voor terrorisme zich tot extreem-links en extreem-rechts. Maar vanaf 1992 deed met organisaties als het Algerijnse Front Islamique du Salut en de Groupe Islamique Armé het islamistisch terrorisme zijn intrede. De Staatsveiligheid werd gereorganiseerd en de directie Arabisch Extremisme bouwde een succesvol team uit, mét uitgebreid informantennetwerk.
Automatisch kwam die directie op het terrein in contact met de Marokkaanse DGED. De Staatsveiligheid stelde vast dat de DGED bijzonder actief was in de Marokkaanse gemeenschap, soms zonder België daarover in te lichten. Dat leidde tot ‘opmerkingen’ van de Staatsveiligheid, die de Marokkanen terechtwees. De DGED zocht dan maar toenadering tot de antiterrorisme-eenheid van de rijkswacht. Dat de DGED contact had opgenomen met de rijkswacht, leidde dan weer tot nieuwe opmerkingen van de Staatsveiligheid: ‘Inlichtingendiensten horen met inlichtingendiensten samen te werken, niet met de politie.’
■ In 1991 trouwde Belliraj met de Algerijnse Rachida Hatti. Ook met haar kreeg hij drie kinderen: A., O. en Y.
■ Op 13 november 1991 liep bij de rijkswacht een anonieme tip binnen die Belliraj linkte aan de moord op Al Ahdal en Bahri. Belliraj zou enkele dagen voor de moord twee pistolen van het kaliber 7.65mm met geluidsdempers hebben gekocht, aldus de tipgever. Er volgde een huiszoeking bij Belliraj thuis in Molenbeek. De rijkswacht nam documenten in het Arabisch in beslag maar vond geen wapens. Belliraj werd twee keer verhoord maar nooit in verdenking gesteld.
■ Van 1992 tot 1998 werkte Belliraj in een Brico in Brussel. Van 1990 tot 1993 was hij vennoot van een groothandelsbedrijfje, Good Bisness, een winkel in huishoudartikelen in de De Merdostraat 455 in Vorst.
■ In 1992 nam Belliraj in Tanger deel aan een ‘geheime vergadering’ in het kader van zijn ‘jihadistisch project’. Dat jaar werd hij in Marokko kort gearresteerd in het kader van zijn activiteiten voor de Mouvement des Moujahidins au Maroc. (*)
■ Belliraj’ advocaat Toufiq Idrissi: ‘In 1992 zou Belliraj 28 wapens naar Marokko hebben gesmokkeld. Via het benzinereservoir van een Passat Break. Passen daar negen Kalashnikovs, 9 uzi’s enzovoort in? Belliraj heeft de wapentrafiek nooit bekend.’
■ In 1993 kocht Belliraj in België zeven pistolen van 9mm en kartouches van Joegoslavische zigeuners. Hij liet de wapens naar Melilla smokkelen. (*)
■ In 1994 ontmoette Belliraj in Brussel een Algerijn die logistiek en wapenverantwoordelijke was voor het Front Islamique du Salut. De man zou Belliraj in 2000 laten weten dat hij zijn activiteiten in het kader van de FIS wilde bevriezen, en dat hij af wilde van een stock wapens die hij bezat: pistols, mitrailleurs en AK47’s. (*)
■ In 1998 begon Belliraj een eigen zaak in confectiekledij, huishoudtoestellen en andere producten.
■ In 1999 ontmoette Belliraj in Istanboel de oprichter van Groupe Islamique Combattant Maroccain. Ze discussieerden over ‘jihadistisch werk’ in Marokko. (*)

NA 2000

■ 17 april 2000: een commando van zes personen met machinegeweren pleegde een overval op een gelddepot van de beveiligingsfirma Brink’s-Ziegler in Khelen in Groothertogdom Luxemburg. De buit bedroeg 17,5 miljoen euro. Abdellatif Bekhti werd in Luxemburg voor de overval veroordeeld tot twintig jaar cel, maar zou in maart 2003 uit de gevangenis ontsnappen.
■ Belliraj had een ontmoeting in Turkije, waarbij zijn contactpersoon spreekt over de noodzaak van een regimewissel in Marokko. (*)
■ Op basis van de zogenaamde snel-Belg-wet deed Belliraj in 2000 een nieuwe naturalisatie-aanvraag. Ditmaal werd de nationaliteit wel toegekend. Opmerkelijk is dat de Staatsveiligheid op 6 juni 2000 daarover nog een negatief advies had afgeleverd, maar een week later met een positief advies op de proppen kwam. Volgens het Comité I heeft de Staatsveiligheid over die tegengestelde adviezen nog altijd geen bevredigende uitleg gegeven. ‘Dit laat de deur open voor allerlei speculaties en hypothesen’, aldus het Comité I.
■ ‘Ik bevestig dat ik vanaf 2000 benaderd ben door de Belgische inlichtingendiensten, die me vroegen voor hen te werken en te helpen in sommige dossiers –meer concreet over terrorisme’, aldus Belliraj in zijn tweede verhoor door de Marokkaanse onderzoeksrechter Chentoufi. ‘Ik heb geantwoord dat ik hen zou helpen wanneer ik gevoelige dingen te weten kwam die een gevaar zouden betekenen voor de veiligheid van de staat. Af en toe ontmoette ik een zekere Patrick, een agent van de Staatsveiligheid. De samenwerking gebeurde niet tegen betaling.’ (*)
■ In 2001 reisde Belliraj via Pakistan naar Afghanistan, waar hij twee weken verbleef. In Kandahar ontmoette hij naar eigen zeggen Mohamed Attif, de rechterhand van Osama Bin Laden. Die vroeg Belliraj om personen te zoeken die chemie en biologie kennen, om biologische en chemische wapens te maken. Attif nodigde Belliraj uit voor een diner met Osama Bin Laden in Kandahar, waarbij ook Al Zawahiri aanwezig was. In Afghanistan ontmoette Belliraj ook de leider van de GICM. (*)
■ Op 19 augustus 2002 werd Sabri al-Banna (67), alias Aboe Nidal, dood teruggevonden in Bagdad, een kogel in het hoofd.
■ 16 maart 2003: in Casablanca bliezen veertien terroristen zichzelf op in een hotel, een gemeenschapshuis, een cultureel centrum, een restaurant en nabij een joods kerkhof. Bij de zelfmoordaanslagen kwamen 33 mensen om. Het was de Marokkaanse 9/11. Onmiddellijk na de aanslagen deed het gerucht de ronde dat de daders in België waren geschoold of vanuit België waren vertrokken. De Belgische regering vroeg de Staatsveiligheid om een en ander te verifiëren, waarop André Jacob samen met een collega van de Franse geheime dienst naar Rabat vertrok. Over wat er precies is gebeurd tijdens Jacobs bezoek aan Marokko bestaan uiteenlopende versies, maar feit is dat zijn passage heeft geleid tot serieuze spanningen tussen de DGED en de Staatsveiligheid.
■ 2004: Belliraj verhuisde naar Doornzele Hoekske 8 in Evergem. Datzelfde jaar ging Belliraj op pelgrimstocht naar Saoedi-Arabië.
■ In 2005 reisde Belliraj naar Damascus, waar hij contacten had rond het recruteren van jihadi’s voor de oorlog in Irak. (*)
■ Om in orde te zijn met de werkloosheidskas, werkte Abdelkader in 2006-2007 een tijdje in de snack AYA (Le Moulin d’Orient) in de Stalingradstraat in Brussel.
■ In Marokko zorgt de strijd tegen terrorisme voor beroering. In 2006 ontsloeg koning Mohammed VI generaal Hamidou Lâanigri, hoofd van Direction Générale de la Sûreté Nationale (DGSN), wegens het uitblijven van resultaten.
■ Belliraj had van Bekhti geld gekregen om wit te wassen. Na zijn ontsnapping uit de gevangenis vroeg Bekhti al zijn geld terug. Om een en ander uit te praten, reisde Belliraj in januari 2008 naar Marrakech.
■ Begin 2008 deden in de Gentse Marokkaanse gemeenschap geruchten de ronde dat Belliraj in Marokko “verdwenen” was. De Staatsveiligheid kreeg er lucht van, en meldde aan Buitenlandse Zaken dat ‘een Belg in de problemen zat’ in het buitenland. Volgens Toufiq Idrissi, de derde Marokkaanse advocaat van Belliraj, werd zijn cliënt op 18 januari in Marrakesh gekidnapt door Marokkaanse diensten toen hij het hotel Fashion van zijn broer Saleh buiten stapte. Idrissi: ‘Vervolgens is hij op een geheime plaats in Temara, tussen Rabat en Casablanca, gemarteld en ondervraagd.’

NA DE ARRESTATIES

■ In een persbericht van de DGSN maakte Marokko op 18 februari 2008 de ontmanteling van een clandestien jihadistisch terreurnetwerk bekend. Het zou moordaanslagen hebben voorbereid op onder meer Marokkaanse ministers en hoge functionarissen. Abdelkader Belliraj werd genoemd als de leider van het netwerk. 32 personen werden opgepakt. De Marokkaanse premier stelde de partij Al Badil Al Hadari buiten wet. Tijdens huiszoekingen werden in Casablanca en Nador wapendepots ontdekt, en 32 wapens in beslag genomen. Volgens het politieonderzoek zou het netwerk zijn activiteiten onder meer hebben gefinancierd  door overvallen, heling en bijdragen. De overval op Brinks in Luxemburg werd genoemd. Het geld zou geïnvesteerd zijn in toeristische projecten en immobiliën.
■ Volgens de officiële versie vormde een loslippige agent van de havenpolitie in Casablanca de aanleiding voor de arrestaties in Marokko. De agent had een krant getipt dat twee politici van Al Badil al Hadari het land niet mochten verlaten. Zo ging de bal aan het rollen.
■ De Belgische politie werd de dag van de arrestaties geïnformeerd over Belliraj. De Staatsveiligheid moest het nieuws naar eigen zeggen in de pers vernemen –wat door het Comité I wordt bevestigd maar door Marokko wordt tegengesproken. De Staatsveiligheid was razend. ‘Ik kan me niet voorstellen dat men zoiets niet bespreekt tussen diensten die al jaren samenwerken’, zegt Alain Winants. Hij nodigde de leden van de DGED-antenne te Brussel uit voor een gesprek. Winants: ‘Hun reactie was: “Jullie weten er waarschijnlijk meer over dan wij.” Dat antwoord was voor ons niet aanvaardbaar.’
■ Tussen 16 februari en 17 maart 2008 werd Belliraj in Marokko ondervraagd, vier keer door de politie en twee keer door onderzoeksrechter Chentoufi.
■ Op 26 februari 2008 deden speurders van het federaal parket een huiszoeking in de woning van Belliraj in Evergem. Het gerecht vond geen bezwarend materiaal.
■ Op 29 februari 2008 maakten VTM Nieuws en De Standaard online bekend dat Belliraj jarenlang informant was geweest van de Staatsveiligheid. Het nieuws sloeg in als een bom. Toenmalig justitieminister Jo Vandeurzen, die in de kamercommissie Justitie wilde ‘bevestigen noch ontkennen’ of Belliraj informant was, vroeg het Comité I een onderzoek te starten. Alain Winants, adminsitrateur-generaal van de Staatsveiligheid, diende wegens het lek klacht in tegen onbekenden.
■ Een delegatie van Amerikaanse FBI en CIA-agenten nam begin maart in Marokko het terreurnetwerk van Belliraj onder de loep. Doel was onder andere DNA-stalen te vergelijken met die van Al Qaeda-aanslagen. Diezelfde maand nam een zeskoppige delegatie van de Federale Politie in Marokko deel aan een driedaags bezoek. Zowat een half jaar later (van 10 tot 16 oktober 2008) vertrok een  rogatoire commissie van België naar Marokko. De speurders kwamen terug met meer vragen dan antwoorden. Ze mochten het Marokkaanse dossier niet consulteren of kopiëren, de in beslag genomen wapens niet gedetailleerd analyseren of demonteren, kregen geen kopie van het paspoort van Belliraj en mochten evenmin vingerafdrukken nemen. Cruciale vragen aan Belliraj –genre ‘Heeft u bekentenissen afgelegd over de zes moorden?’– waren uit den boze. Ondanks het feit dat België een verbindingsmagistraat heeft in Marokko kwamen de speurders van een kale reis thuis. 
■ Op 8 juli 2008 vroeg Winants aan Mohamed Yassine Mansouri, het hoofd van de DGED, om drie agenten uit België terug te roepen. Winants: ‘Die maatregel was niet gebonden aan de zaak-B. In het verleden waren er al herhaaldelijk problemen met de DGED geweest op het vlak van inmenging.’ Zo was er een incident over een manifestatie voor de Algerijnse ambassade die door de DGED was georganiseerd. Winants: ‘De zaak-B. was de druppel die de emmer deed overlopen: we stelden vast dat er een flagrante weigering was om samen te werken.’ De beschuldigingen van de Staatsveiligheid vielen zo slecht dat de DGED besloot niet alleen de drie gevraagde, maar al zijn agenten uit België terug te roepen. Marokkaans ambassadeur Samir Addahre: ‘De antenne werd volledig gesloten –het is de eerste keer in onze jarenlange vriendschapsrelatie dat zoiets gebeurt.’
■ 16 oktober 2008: Belliraj en zijn medebeschuldigden verschenen voor de rechtbank in Rabat. Begin van het proces-Belliraj. Aanvankelijk werden de zittingen keer op keer uitgesteld. Pas vier maanden later zouden de hoorzittingen van start gaan.
■ Op 27 november 2008 werden in België elf personen ondervraagd tijdens twaalf huiszoekingen. Marokko had 17 internationale aanhoudingsbevelen uitgeschreven. Veertien daarvan sloegen op personen in België, elf daarvan werden opgepakt. Zes van hen getuigden over verregaande activiteiten van de DGED in België. Over hoe de ‘lange arm van Marokko’ valse geruchten verspreidde en Marokkanen in België chanteerde, intimideerde, bedreigde, fotografeerde en achtervolgde. Eén Marokkaan verklaarde zelfs dat de DGED in België op de medewerking van 150 personen zou kunnen rekenen. In het kader van de zaak-Belliraj werden door de DGED namenlijsten en foto-overzichten voorgelegd aan Marokkanen in België en verhoren afgenomen. De activiteiten van de DGED gingen zo ver dat ze mogelijk het Belgische gerechtelijk onderzoek naar de zaak-Belliraj hebben gehypothekeerd.
■ 7 april 2009: Belliraj ontkende de moorden op het proces. Belliraj: ‘De Marokkaanse inlichtingendiensten, die de zaak verzonnen hebben, moeten bewijzen aandragen voor wat ze beweren.’
■ Op 2 juli 2009 kwam het tot een handgemeen tussen Belliraj en zijn advocaat Toufiq Idrissi. ‘Hij heeft me aangevallen, mij bij mijn toga gegrepen’, aldus Idrissi. ‘De politie is tussenbeide moeten komen. En dat terwijl ik hem 37 hoorzittingen lang heb verdedigd.’
■ Op 27 juli 2009 werd Abdelkader Belliraj door de rechtbank van Salé veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. De Marokkaanse justitie achtte bewezen dat de Marokkaanse Belg zes moorden had gepleegd, wapens had gesmokkeld, geld witgewassen en aan het hoofd stond van een terroristisch netwerk. Na de veroordeling van Belliraj en zijn 34 medeverdachten protesteerden mensenrechtenorganisaties en familieleden voor de rechtbank in Salé tegen de Marokkaanse justitie. Ze spraken van een ‘politiek proces’.
■ Intussen loopt in België het gerechtelijk onderzoek verder naar terroristische activiteiten en de oude moordzaken. Ook het onderzoek van het Comité I naar de zaak-Belliraj is nog niet afgesloten.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.