Dossier: 

Ban op ambachtelijke mijnbouw in Kivu

‘Alsof de president ons langzaam wil vermoorden’

De Congolese president Joseph Kabila verbood een half jaar lang alle ambachtelijke mijnbouw in de Kivu-streek. Die beslissing gooide de levens van heel wat Congolezen overhoop. Sara Geenen bericht vanuit het nog altijd instabiele Zuid-Kivu.

  • Sara Geenen Maison d'achat, Kamitunga: het goud van de creuseurs wordt gewogen en verkocht Sara Geenen
  • Sara Geenen Qui cherche, trouve: de mijnschacht van Moïse (blauw shirt) in Kamitunga bleek letterlijk en figuurlijk een goudmijn Sara Geenen

Op 8 september 2010 kondigde president Kabila de suspension (opschorting) af van alle ambachtelijke mijnbouwactiviteiten in de provincies Maniema, Noord-en Zuid-Kivu. De ban verbood alle activiteiten van ambachtelijke mijnwerkers (creuseurs), handelaars en exportbureaus (comptoirs). Dat schokte grote delen van de lokale bevolking, want ertsen bovenhalen uit de ondergrond –met zeer primitieve middelen– was voor veel families een belangrijke bron van inkomen. ‘Tu ne sais pas qu’on a suspendu?’ (‘Weet je dan niet van de schorsing?’) werd in Bukavu, de hoofdstad van Zuid-Kivu, al snel een zinnetje waarmee je allerlei vragen van de hand kon wijzen: een vriend die om geld bedelt, de betaling van het schoolgeld of het verzoek om een nieuwe pagne vanwege je vrouw.

De officiële bedoeling van de ban was enerzijds de financiering van gewapende groepen af te snijden en anderzijds de artisanale sector beter te organiseren. Op 11 maart 2011 werd de ban even bruusk opgeheven als hij werd ingevoerd. Zijn de doelen van de ban bereikt?

Wie zoekt, die vindt

Begin 2011 verbleef ik twee maanden in Zuid-Kivu. Eén van de plekken die ik bezocht, is Kamituga, een goudmijnstadje 180 kilometer ten zuidwesten van Bukavu. In de streek rond Kamituga wordt al sinds de koloniale tijd goud ontgonnen. Tot in 1996 gebeurde dat industrieel, deels met Belgisch kapitaal (door het bedrijf M.GL., later door Sominki). Sinds de jaren zeventig werkten meer en meer mensen er ook op een artisanale manier. Hoewel de Canadese multinational Banro sinds 1997 de concessierechten bezit, is er tot begin 2011 geen industriële prospectie of exploitatie geweest. Duizenden creuseurs werken er wel al jaren met schop, hamer en beitel, en graven zich een weg naar het goud.

Eén van hen is Moïse, een stevig gebouwde jongeman van 26. Hij is eigenaar van drie mijnschachten. Toen ik zijn eerste project in 2008 bezocht, was hij met zijn team een tunnel aan het graven. Boven de ingang had hij een metalen bord opgehangen met de naam van zijn schacht: Qui cherche, trouve. En de schacht bleek inderdaad –letterlijk én figuurlijk– een goudmijn. De winsten investeerde Moïse in twee nieuwe projecten, in een huis in Kamituga en twee in Bukavu. Naar eigen zeggen gaf hij ook veel geld uit aan ‘avontuurtjes, bier en vrouwen. Het was de jeugd, en het geld dat me naar het hoofd steeg.’

Ondanks de suspension besliste Moïse om verder te werken. Hij had immers de voorbereidende werken in zijn tweede schacht (het uitgraven en stutten van de tunnel) net achter de rug toen de ban werd ingesteld. Moïse wist dat hij vanaf dan een grote productie kon verwachten en wilde zijn mijnschacht niet zomaar achterlaten, met het risico dat anderen erin zouden infiltreren. Daarom gooide hij het op een akkoordje met de mijnpolitie en de militairen, die geacht werden toe te zien op de naleving van de suspension. Moïse betaalde 140 euro per week aan de mijnpolitie, 140 euro aan de militairen van Amani Leo (militaire operatie van het Congolese leger tegen de rebellen van de Forces Démocratique de Libération du Rwanda, FDLR), 70 euro aan de procureur en 70 euro aan de Congolese inlichtingendienst.

Dat beschermde hem tot op zekere hoogte maar er bleven risico’s. Op een avond kreeg Moïse telefoon. Militairen hadden zijn generator in beslag genomen. Tegen een vriendenprijsje, 140 euro, wilden ze hem wel vrijgeven. Op die manier werkten Moïse en zijn team van 32 mannen verder, met grote kosten en risico’s die voordien niet bestonden. ‘Maar er is geen ander werk hier’, opperde hij.

Voor wat, hoort wat

Vóór de suspension waren er in Kamituga zo’n tweehonderd goed georganiseerde mijnschachten. Elke schacht staat onder leiding van een PDG (président-directeur général, ceo) die de investeringen doet –werktuigen kopen, officiële en niet-officiële taksen betalen en proviand kopen voor de werknemers– en het team leidt. Een team kan bestaan uit vijf tot honderd mijnwerkers. De stenen die worden uitgegraven, worden volgens een vast systeem verdeeld. Meestal gaat een derde naar de PDG, een derde wordt gebruikt om de gedane investeringen te dekken en een derde wordt verdeeld onder de mijnwerkers. Ieder laat vervolgens zijn eigen stenen bewerken. Vrouwen worden ingehuurd om ze tot een fijn poeder te stampen, dat wordt gezeefd en gewassen om de goudpartikels te scheiden van het zand. Het goud –onder de vorm van fijne korrels– wordt ter plaatse verkocht aan een lokale handelaar. Die werkt op zijn beurt met het geld van grotere handelaars uit Bukavu en stuurt regelmatig de productie naar zijn patron in Bukavu.

Een deel van de productie wordt officieel verhandeld, maar het grootste deel wordt het land uit gesmokkeld naar de Burundese hoofdstad Bujumbura, waar de prijzen hoger liggen. Alle actoren in de keten betalen een hele reeks legale en illegale taksen aan de traditionele leiders, de lokale administratie, de mijnadministratie, de technische diensten van het ministerie van Mijnbouw, enzovoort. Zolang al die mensen onregelmatig, onvoldoende of helemaal niet betaald worden, blijft de artisanale mijnsector ook voor hen een belangrijke bron van inkomsten.

Vóór de suspension waren er geen gewapende groepen in en rond Kamituga en bleef de controle van militairen over de sector van ambachtelijke mijnbouw zeer beperkt. Dat veranderde volledig na de beslissing van Kabila. Militairen van de 321ste brigade van Amani Leo en agenten van de Mijnpolitie doken prominent op in de mijnsites om ‘toe te zien op de naleving van de maatregel’. In werkelijkheid gooiden ze het op een akkoordje met de mijnwerkers. Ze knepen een oogje dicht in ruil voor een deel van de opbrengst. ‘We werken samen,’ vertelde een creuseur, ‘want wij willen werken en de soldaten willen ook niet van de honger omkomen.’ Nu de ban is opgeheven, is de grote vraag of de soldaten en agenten hun pas verworven controle en lucratieve posities zomaar zullen opgeven.

Het voorlopige rapport van de ban

In Zuid-Kivu lijkt de impact van de maatregel volledig tegengesteld te zijn aan de beoogde doelen. Ten eerste hebben de FDLR-groepen die afgelegen mijnsites controleerden de meeste van die sites niét verlaten. De commandant van de mijnpolitie in Kamituga bekende ons dat er bepaalde gebieden zijn waar de politie geen toegang heeft. De FDLR-rebellen zouden hun activiteiten verderzetten in plaatsen als Zombe, Itabi en Lulingu. Bovendien leggen de FLDR zich meer en meer toe op andere economische strategieën zoals landbouw en handel, en zetten ze hinderlagen op.

Het lijkt erop dat de ban op ambachtelijke mijnbouw ondoordacht was en niet veel zoden aan de dijk heeft gebracht.

In het algemeen is de onveiligheid in Zuid-Kivu toegenomen sinds de ban. In kleine steden en in Bukavu zijn meer diefstallen en geweldplegingen geregistreerd. Ook op een aantal grote verbindingswegen waren er recent opnieuw incidenten. Op de Route Nationale 2, tussen Bukavu en Kamituga, werden begin februari bij Mwenga minstens vier bussen geplunderd en in brand gestoken. Officiële berichten wezen de FDLR met de vinger, maar volgens lokale bronnen werden de aanvallen uitgevoerd door het Congolese leger, dat vanuit Kamituga werd geïnformeerd over de bussen die zouden passeren. De suspension is dus –eens te meer– een voorbeeld van een regeringsmaatregel die leidt tot meer onveiligheid voor de gewone mensen in Kivu.

Om te werken aan de tweede doelstelling –een betere organisatie van de artisanale sector– kondigde de minister van Mijnbouw op 20 september een aantal ‘begeleidingsmaatregelen’ af. Zo moest de administratie een inventaris maken van de stock aan ertsen in de comptoirs van Bukavu –er mocht immers niets meer worden verhandeld. Ook alle sites moesten worden geïnventariseerd en alle actoren in de sector geïdentificeerd. Het rapport dat daarover werd opgesteld, is volgens onze bronnen binnen de administratie ‘een onvolledig en snel samenraapsel’.

De minister kondigde ook aan dat het eerste centre de négoce in Mugogo intussen operationeel is. In zo’n centrum zouden alle handelsactiviteiten gecentraliseerd worden: mijnwerkers komen er hun waren (cassiteriet, coltan, wolframiet en goud) verkopen aan de verzamelde handelaars. Door alle handel te centraliseren, hoopt de Congolese overheid de sector beter te kunnen controleren. Na een bezoek aan Mugogo konden we enkel vaststellen dat het gebouwtje wel zeer beperkte afmetingen heeft (vier meter op vijf) om al die activiteiten te kunnen huisvesten. Bovendien vrezen alle betrokkenen voor hun veiligheid als iedereen weet dat op die plaats erts verhandeld wordt.

De mijnwerkers van hun kant werd gevraagd het werk stop te zetten, zich te laten identificeren en zich in coöperatieven te organiseren. Het feit dat dat moest gebeuren, zorgde en zorgt voor heel wat verwarring bij de betrokkenen. In Bukavu werd op een van de eerste vergaderingen van de Gecomiski (Générale des Coopératives Minières du Kivu) –die de overkoepelende organisatie voor alle coöperatieven moet worden– de koepel zelf in vraag gesteld. ‘We weten nog niet wat er van ons verwacht wordt. Nog maar twee leden zijn officieel erkend als coöperatieve. Hoe kan de koepel dan al functioneren?’, vroeg een van de leden zich af. Het organiseren van creuseurs in coöperatieven kan op zich een goede zaak zijn, op voorwaarde dat er technische, materiële en financiële steun is. En die is er niet of amper. Bovendien beval de minister dat er één coöperatieve per site moest worden opgericht. In Kamituga zorgt dat nu al voor problemen tussen vier bestaande organisaties. Een van hen werpt zich op als de onbetwiste leider en wordt door de andere beschuldigd van opportunisme.

Ten slotte heeft de suspension een zware slag toegebracht aan de provinciale economie. Naast de mijnwerkers, handelaars en mensen die meewerkten aan het verwerken van het goud, waren velen ook indirect van de sector afhankelijk: vrouwen die eten bereidden voor de mijnwerkers; handelaars die bier, gereedschap, rubberlaarzen, batterijen, kledij, vis en bloem vervoerden naar de mijnsites; transportbedrijfjes; kleine boeren die hun oogst verkochten aan de mijnwerkers… De mijnsector is al jaren de economische motor, zowel van de “informele” als van de “formele” economie in Zuid-Kivu. Tijdens de suspension klaagden boeren in Kalehe dat ze hun maniokmeel en bananen niet meer verkocht kregen. Ook op de grote markt van Kadutu in Bukavu morden de verkopers. De vraag is of de economie zich na de ban snel zal kunnen herpakken.

Ondertussen in Kinshasa

Over de motieven achter de suspension werd druk gespeculeerd. De officiële redenen werden in de beslissing zelf aangehaald. De minister van Mijnbouw had het over de ‘immense paradox’ tussen de rijkdommen van de drie provincies en de armoede van de bevolking. Verder stelde hij dat ‘de exploitatie van minerale grondstoffen in is handen van maffieuze groeperingen die de onveiligheid in stand houden’. Dat is een veralgemening, want de meerderheid van de mijnen in Zuid-Kivu was niet meer onder controle van gewapende groepen. Hij wees ook op de betrokkenheid van ‘een reeks lokale, provinciale en nationale autoriteiten in de illegale grondstoffenexploitatie’. Die vaststelling geldt evenwel ook voor andere mijnbouwprovincies. Vraag blijft bovendien waarom per se in 2010 moest worden opgetreden. De ‘illegale exploitatie van grondstoffen in Congo’ werd voor het eerst in een VN-rapport aangeklaagd in 2001. En sindsdien is die klacht niet meer verstomd.

Er circuleerden dan ook een aantal alternatieve hypothesen over de beweegredenen achter de ban. Eerst en vooral zou hij een reactie geweest zijn op de internationale druk inzake de certificatie van de grondstoffenhandel. Een andere hypothese is dat hij was ingevoerd om vrij spel te geven aan de grote mijnbouwbedrijven die niet geviseerd werden. Een derde mogelijke reden is dat de ban was ingevoerd om de militairen de kans te geven hun graantje mee te pikken.

Welke motieven er ook hebben meegespeeld, voorlopig lijkt het erop dat de beslissing ondoordacht was en niet veel zoden aan de dijk heeft gebracht. Op het vlak van veiligheid is het resultaat pervers: een grotere militarisering van de sector. Inzake de formalisering en organisatie van artisanale mijnbouw en handel is de vooruitgang beperkt. De suspension duwde de exploitatie en handel verder de clandestiniteit in en ondermijnde het vertrouwen van de kleine mijnwerkers en handelaars. In de goudmijnen die ik bezocht, reageerden mijnwerkers vol onbegrip. Ze kondigden aan dat ze zelfs bereid waren de wapens op te nemen tegen Kabila, indien de situatie zou aanhouden. Een mijnwerker verwoordde het als volgt: ‘Het is alsof de president ons langzaam wil vermoorden.’ Wellicht speelde die grote ontevredenheid tegen de achtergrond van naderende presidentsverkiezingen ook mee in de opheffing van de ban. Kivu stemde in de vorige presidentsverkiezingen massaal voor “vredesbrenger” Kabila en is ontgoocheld over het feit dat hij die belofte niet waarmaakte. De ban maakte Kabila nog minder populair. Of de opheffing daarin veel verandering brengt, is zeer de vraag.

Sara Geenen is als assistente verbonden aan het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid en -beheer (IOB) van de Universiteit Antwerpen. Voor haar doctoraat doet ze onderzoek naar de goudsector in Zuid-Kivu.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.